Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
naar het hof begrijpt: met veroordeling van de man in de kosten van het incident.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Den Haag. De man, verzoeker en appellant, verzocht om schorsing van de alimentatieverplichting die hem was opgelegd in de bestreden beschikking van 4 maart 2016. Hij stelde dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door inkomensverlies en de verplichtingen die voortvloeien uit zijn nieuwe gezinssituatie. De vrouw, verweerster en geïntimeerde, verweerde zich tegen dit verzoek en voerde aan dat de man geen nieuwe feiten had aangedragen en dat zijn noodsituatie niet voldoende onderbouwd was.
Het hof overwoog dat de man voldoende had aangetoond dat zijn financiële situatie nijpend was en dat het belang van de vrouw om de alimentatie te ontvangen minder zwaar woog dan het belang van de man bij schorsing van de uitvoerbaarverklaring. Het hof besloot daarom de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen, met onmiddellijke ingang, totdat op het hoger beroep was beslist. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de belangenafweging die gemaakt moet worden bij verzoeken tot schorsing van uitvoerbaarverklaringen in het familierecht.