Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 22 november 2016
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellant],
Panteia B.V.,
Feiten en procesverloop
De tegenvallende financiële resultaten in de eerste vijf maanden van dit jaar en de verwachting dat de omzet over heel 2015 fors achterblijft bij de begroting voor dit jaar leiden tot de noodzaak van een reorganisatie. Panteia beschikt niet over de financiële middelen om de kosten die voortvloeien uit transitievergoedingen, conform de nieuwe Wet Werk en Zekerheid, te kunnen dragen.
Als toepassing van het sociaal plan in een individueel geval leidt tot een evident onbillijke situatie, kan werkgever van het sociaal plan afwijken ten gunste van de werknemer.”
Aanwijzing als boventallige
de economische noodzaak van deze reorganisatie is evident en goed onderbouwd. De huidige en verwachte financiële situatie en de marktomstandigheden maken het helaas noodzakelijk en onvermijdelijk dat de organisatie moet worden ingekrompen.
De procedure van afspiegelen is dezelfde als bij de vorige reorganisatie. De OR heeft deze procedure juridisch laten toetsen. Op basis van het ingewonnen advies en de bespreking is de OR van mening dat de keuze van de directie om telkens per thema af te spiegelen binnen een categorie uitwisselbare functies deugdelijk is onderbouwd.
(…)
Uitgangspunt voor ons is de cao-bepaling dat er in 10% van de situaties op basis van een bovengemiddelde beoordeling kan worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, alsmede de afspraak in het sociaal plan dat dit beginsel per themagroep wordt toegepast.
De onderhavige ontslagaanvraag ziet op een elftal werknemers. De werknemers op de overige vervallen arbeidsplaatsen zijn herplaatst, zijn in bezit van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op korte termijn van rechtswege eindigt, of zijn beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden overeengekomen.
Beoordeling in hoger beroep
grieven 1 en 2falen op grond van het voorgaande.
of meerderethema’s beschikt, leidt reeds om dezelfde reden niet tot een andere conclusie.
Grief 4slaagt niet.
grieven 5 en 7 (deels)falen op grond van het voorgaande en grief 7 voorts op grond van de aan de werkgever toekomende beleidsvrijheid bij de keuze welke functies in het kader van een bedrijfseconomisch noodzakelijke reorganisatie komen te vervallen. [appellant] maakt onvoldoende aannemelijk dat en waarom Panteia de grenzen van die beleidsvrijheid zou hebben overschreden. Voor zover grief 7 voorts nog de klacht bevat dat de kantonrechter heeft miskend dat op Panteia op grond van het Sociaal Plan tevens een inspanningsverplichting rustte om [appellant] extern te begeleiden naar ander werk, overweegt het hof als volgt. Het hof constateert dat hoewel artikel 5.3 van het Sociaal Plan spreekt van een “begeleidingstraject” en van een “serieuze inspanning van zowel werkgever als werknemer”, daarin tevens wordt gesteld dat de exacte invulling van het begeleidingstraject “maatwerk” is en gericht is op “realistische en haalbare baankansen/oplossingen”, terwijl voorts in art. 6 van het Sociaal Plan tot uitgangspunt wordt genomen dat, als gevolg van het inkrimpen van de organisatie, interne herplaatsingsmogelijkheden zeer beperkt zullen zijn en dat de focus bij het zoeken naar ander werk daarom vanaf de aanvang van het begeleidingstraject op met name de externe arbeidsmarkt gericht zal zijn. Wat betreft de uit het Sociaal Plan voortvloeiende inspanningsverplichting van Panteia om [appellant] te begeleiden bij het extern vinden van een nieuwe arbeidsplaats is het hof van oordeel dat Panteia met de geboden mogelijkheid van outplacement voldoende aan die verplichting heeft voldaan. Ook het Sociaal Plan lijkt daarvan in art. 6.2 onder het kopje “Extern – outplacement” uit te gaan. Grief 7 faalt ook in zoverre.
grief 8voert [appellant] aan dat de financiële compensatie op basis van het Sociaal Plan in geen verhouding staat tot de transitievergoeding van ca. € 55.000,- bruto waarop [appellant] onder toepasselijkheid van de WWZ recht zou hebben gehad als het Sociaal Plan niet of eerst na 1 juli 2015 tot stand zou zijn gekomen. [appellant] heeft hierbij tevens gewezen op zijn langdurige dienstverband van ruim 18 jaar bij Panteia en zijn goede functioneren gedurende die periode. [appellant] betoogt dat toepassing van het Sociaal Plan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarnaast bepleit [appellant] dat toepassing van art. XXII lid 7 WWZ en art. 2 lid 1 van het Besluit Overgangsrecht Transitievergoeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en buiten toepassing gelaten moet worden. [appellant] vordert betaling van een billijke vergoeding, subsidiair ter grootte van de transitievergoeding en meer subsidiair ter grootte van een door het hof in goede justitie te betalen bedrag.
- [appellant] heeft een langdurig dienstverband gehad bij Panteia (ruim 18 jaar);
- [appellant] heeft steeds goed gefunctioneerd;
- Het Sociaal Plan houdt slechts beperkt rekening met de lange duur van het dienstverband doordat de duur van de suppletie weliswaar is gerelateerd aan de lengte van het dienstverband, maar is gemaximeerd op 15 maanden;
- De vergoeding conform Sociaal Plan is niet afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de werknemer en differentieert niet naar de mate waarin er een terugval in inkomen is;
- De vergoeding die [appellant] ontvangt op grond van het Sociaal Plan ligt ongeveer zeven keer lager dan de transitievergoeding waarop hij recht zou hebben gehad bij toepasselijkheid van het na 1 juli 2015 geldende recht;
- Weliswaar heeft Panteia voldoende aannemelijk gemaakt dat zij wegens bedrijfseconomische redenen een aantal werknemers heeft moeten ontslaan en dat zij niet in staat was het daarmee gemoeide totaalbedrag aan transitievergoedingen (€ 819.903,- bruto) te voldoen, maar niet is gebleken dat Panteia aan werknemers die in de hiervoor genoemde omstandigheden verkeren, niet een hogere uitkering dan die uit hoofde van het Sociaal Plan kan doen; in het bijzonder heeft Panteia onvoldoende harde bedrijfseconomische en financiële gegevens over de tweede helft van 2015 en de eerste negen maanden van 2016 verstrekt. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat, zoals [appellant] onweersproken heeft gesteld, Panteia ten behoeve van de onderhavige reorganisatie de volgende externe adviseurs heeft ingeschakeld:
grief 8gedeeltelijk slaagt.