Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 6 december 2016
SDB Professionals B.V.,
[naam], handelend onder de naam Agility IT Services,
Het geding
8 maart 2016 is gehouden. Bij die gelegenheid heeft [geintimeerde] de memorie van antwoord (met producties) genomen. Van de comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt. Op 16 september 2016 hebben partijen hun zaak doen toelichten door hun advocaten voornoemd, beiden aan de hand van pleitnotities. Arrest wordt gewezen op het pleitdossier.
Beoordeling van het hoger beroep
conventiebetaling van SDB gevorderd van de onbetaald gebleven facturen, vermeerderd met rente en kosten, en met veroordeling van SDB in de proceskosten. In
(voorwaardelijke) reconventieheeft SDB betaling van [geintimeerde] gevorderd van een bedrag van € 23.433,-- als schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, met veroordeling van [geintimeerde] in
conventie en (voorwaardelijke) reconventiein de proceskosten.
conventiede gevorderde bedragen toegewezen en SDB in de proceskosten veroordeeld. In (de niet langer voorwaardelijke)
reconventieheeft de kantonrechter de vorderingen van SDB afgewezen, met veroordeling van SDB in de proceskosten.
“SDB contract”. [geintimeerde] heeft al, voordat hem op 6 maart 2013 een concept raam- en deelovereenkomst door SDB is toegestuurd, de gelijkluidende contracten van zijn collega […] ingezien. [geintimeerde] heeft pas eind mei 2013 laten weten het niet eens te zijn met het concurrentiebeding in het concept van de raam- en deelovereenkomst. Daar komt bij een concurrentiebeding als dat van SDB in de branche gangbaar is en dat een zzp’er een dergelijk beding nu eenmaal moet accepteren. Doordat [geintimeerde] zijn bezwaren niet tijdig kenbaar heeft gemaakt mocht SDB er van uitgaan dat [geintimeerde] met het concurrentiebeding had ingestemd. [geintimeerde] is na zijn vertrek bij SDB via een derde voor de Belastingdienst gaan werken. Daarmee handelt hij in strijd met het concurrentiebeding, aldus nog steeds SDB.
“SDB contract”aan de slag te gaan en daardoor gebonden is aan het concurrentiebeding in het conceptcontract. Er was op dat moment nog geen
“SDB contract”en [geintimeerde] heeft betwist dat hij zich daaraan op voorhand had verbonden
.[geintimeerde] heeft juist bij herhaling gevraagd om toezending van een conceptcontract. Dit wijst er meer op dat [geintimeerde] wilde vernemen welke voorwaarden SDB voorstelde. Naar het oordeel van het hof ligt het ook niet voor de hand dat [geintimeerde] op voorhand in zou stemmen met voorwaarden die hij niet kende. Deze voorwaarden stonden langere tijd niet vast omdat SDB haar afspraken met [geintimeerde] wilde “spiegelen” aan haar nog te maken afspraken met de Belastingdienst en HeadFirst. Dat [geintimeerde] in zijn mailcorrespondentie met SDB aangaf geen bezwaar te hebben tegen deze gang van zaken (
“prima”), leidt niet tot een ander oordeel op dit punt.
altijdwerken met een concurrentiebeding, is dat onvoldoende onderbouwd. Van belang is tevens dat in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat bedingen niet onderhandelbaar zijn, ook niet als evident is dat de opdrachtgever (in dit geval SDB) groot belang heeft bij enige vorm van een concurrentiebeding. Kortom: [geintimeerde] heeft niet alleen niet expliciet ingestemd met de gelding van het concurrentiebeding dat SDB doorgaans hanteert, maar SDB heeft er ook niet op mogen vertrouwen dat [geintimeerde] met dat beding instemde.
losvan het handelen in strijd met een – al dan niet tot stand gekomen – concurrentiebeding, onrechtmatig zou zijn (pleitnota sub 3 tot en met 5). Dat is tardief. [geintimeerde] is op deze onderbouwing tijdens het pleidooi ook niet ingegaan. Het is in strijd met de goede procesorde om op deze te late onderbouwing nu nog acht te slaan, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
“via de nieuwe contractpartij”(memorie van grieven sub 38). Het hof verwerpt deze door [geintimeerde] betwiste stelling. Door SDB is onvoldoende gesteld om [geintimeerde] ex art. 22 Rv en art. 162 Rv te gelasten om de door hem ingediende en betaalde facturen voor zijn werkzaamheden bij de Belastingdienst in het geding te brengen.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag Team kanton van 18 augustus 2015;
- veroordeelt SDB in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geintimeerde] tot op heden begroot op € 711,-- aan griffierecht en € 3.474,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.