ECLI:NL:GHDHA:2016:3523

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
22-001025-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake straatroof met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2015. De verdachte is beschuldigd van straatroof, waarbij hij samen met een ander de aangever beroofde van zijn camera. De aangever werd daarbij geduwd en de camera werd uit zijn handen getrokken. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van de camera, wat de geloofwaardigheid van zijn verdediging ondermijnt. Het hof heeft de eerdere vrijspraak in een andere zaak niet-ontvankelijk verklaard, omdat daartegen geen hoger beroep openstond. De uitspraak benadrukt de ernst van straatroof en de impact op slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001025-15
Parketnummers: 10-811144-14 en 10-217176-14
Datum uitspraak: 11 november 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[de verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum],
adres: [adres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 december 2015 en 28 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Waar hierna wordt gesproken van zaken met onderscheiden parketnummers is dat een administratieve aanduiding, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hetgeen rechtens volgt uit de ter terechtzitting in eerste aanleg bevolen voeging van die zaken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-217176-14 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-811144-14 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in en omvang van het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 10-217176-14 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep- ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2014 te Schiedam op of aan de openbare weg [locatie 1], in elk geval op of aan een openbare weg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (Compact) fotocamera (merk Leica X2, kleur zilver), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) vastpakken en/of losrukken en/of vast (blijven) houden en/of uit de hand(en) pakken en/of trekken van die door die [slachtoffer] vastgehouden fotocamera en/of
- ( daarbij) (met kracht) duwen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer];
(subsidiair)
hij op of omstreeks 16 augustus 2014 te Schiedam, een (compact) fotocamera (merk Leica x2, kleur zilver) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (compact) fotocamera wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-811144-14 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks16 augustus 2014 te Schiedam op
of aande openbare weg
, het[locatie 1],
in elk geval op of aan een openbare wegtezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een (Compact) fotocamera (merk Leica X2, kleur zilver),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het
-
(met kracht)vastpakken en
/of losrukken en/of vast (blijven) houden en/ofuit de hand
(en
) pakken en/oftrekken van die door die [slachtoffer] vastgehouden fotocamera en
/of
-
(daarbij
) (met kracht)duwen
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zijn weergegeven in de hieronder opgenomen voetnoten.
Nadere bewijsmotivering
Blijkens het proces-verbaal van aangifte liep aangever [slachtoffer] op 16 augustus 2014 naar zijn auto die stond geparkeerd op het [locatie 2] in Schiedam. Hij was bij het Stedelijk Museum geweest. Aangekomen bij zijn auto opende de aangever de kofferbak en legde hij zijn camera in de kofferbak. Op dat moment kwamen er twee mannen aan. Een van de mannen, dader 1, zei tegen de aangever: “Wat ben je aan het doen? Je mag geen foto’s maken”. De man sprak hard, maakte veel gebaren en zei het op een agressieve manier. De man greep daarop gelijk in de kofferbak van de aangever naar de camera. De aangever schrok hiervan en probeerde de camera terug te pakken. De aangever is heel hard gaan schreeuwen: “Help, overval”. Hij greep de riem van de camera vast. Ook de andere man was erbij gekomen (het hof begrijpt: dader 2). Ze trokken samen aan de riem van de camera en dader 1 duwde de aangever steeds weg. Ze trokken de camera uit de handen van de aangever. Op een gegeven moment gaf dader 1 de camera aan dader 2. Dader 2 ging langzaam steeds een stapje achteruit. Dader 1 bleef vlak voor de aangever staan. Dader 1 bleef tekeer gaan tegen de aangever. Hij riep: “Je mag geen foto’s maken”. Dader 2 liep steeds verder weg. Dader 1 liep naar de voorzijde van de auto. De aangever probeerde de politie te bellen. Op dat moment kwam er een ander persoon op de aangever af. Die persoon nam een dreigende houding aan en zei dat de aangever geen politie mocht bellen waar hij bij was. De aangever is daarop weggelopen en heeft ergens anders de politie gebeld. Zijn camera betreft een compact fotocamera van het merk Leica X2 en is zilver van kleur. [1]
Op 21 augustus 2014 belt de aangever naar het politiebureau. Zijn gestolen camera zou mogelijk te koop worden aangeboden op Marktplaats. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het serienummer van de camera die werd aangeboden op Marktplaats overeen kwam met het serienummer van de gestolen camera van de aangever. [2] Op basis van deze informatie heeft de politie een afspraak gemaakt met de verkoper van de camera genaamd [betrokkene 1]. [3] Naar aanleiding van deze afspraak is op 26 augustus 2014 [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], aangehouden. De laatste cijfers van het serienummer van de camera die [betrokkene 1] aanbood waren gelijk aan de laatste cijfers van het serienummer van de gestolen camera van de aangever. [4] [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij de camera voor haar neef, de verdachte, via Marktplaats wilde verkopen. [betrokkene 1] heeft vervolgens verklaard dat de verdachte tegen haar had gezegd dat hij de camera van een oude man had afgetrokken, dat deze man van de verdachte een foto wilde maken en dat hij toen de camera heeft afgepakt. [5]
De verdachte is hierop aangehouden en verhoord. Tijdens de politieverhoren heeft de verdachte eerst verklaard dat hij op zaterdag 16 augustus 2014 vanaf 11.00 uur tot ongeveer 20.00 uur samen met zijn vriendin constant, zonder naar buiten te zijn gegaan, in de kerk is geweest. [6] Vervolgens heeft hij zich hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen. De vriendin van de verdachte, [betrokkene 2], heeft verklaard dat de kerkdienst die dag tot ongeveer 16.00 uur duurde en dat de verdachte daarna is weggegaan. [7] Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij op 16 augustus 2014 de hele dag in de kerk is geweest en die middag naar buiten is gegaan om te roken. Hij had geen sigaretten bij zich en is daarom naar huis gelopen. Bij de school op de [locatie 2], vlakbij de tram, kwam er een man naar hem toe. Die man vroeg of de verdachte de camera wilde kopen. De man is met de verdachte mee naar huis gelopen. De verdachte heeft onderweg -op zijn telefoon- de prijs van de camera gecheckt. Thuis aangekomen wachtte de man voor de deur en de verdachte heeft binnen in huis geprobeerd te kijken of de camera goed was. De verdachte heeft vervolgens de camera gekocht. Hij wist niet dat de camera was gestolen. Hij heeft zijn nichtje gevraagd om de camera te verkopen, omdat zij een Marktplaatsaccount had. [8] Ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij de man van wie hij de camera heeft gekocht niet echt kent. Hij zag de man wel eens.
Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2014 is er onderzoek ingesteld naar de SD-kaart die in de gestolen camera zat. Met behulp van een herstelprogramma zijn gewiste fotobestanden teruggehaald. Bij de teruggehaalde foto’s zaten foto’s die enkele minuten voor de beroving waren gemaakt. De verbalisant kwam foto’s tegen van een tentoonstelling en van een oude man die iets uit de prullenbak haalde. Deze foto’s waren enkele minuten voor de overval gemaakt. Er zaten kwalitatief goede foto’s tussen en kwalitatief minder goede foto’s. Op de eerste foto die kwalitatief minder goed was, was een slipper te zien op een kleed. Het kleed lag op een wit laminaten vloer en op de vloer was een vlek zichtbaar. Deze foto is slechts 12 minuten later gemaakt dan de laatste foto die de aangever heeft beschreven. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat de foto van –kort gezegd– de slipper is gemaakt door de dader van de straatroof. [9]
Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de foto van de slipper heeft gemaakt in zijn kamer.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij – kort gezegd – de gestolen camera van een man op straat heeft gekocht onaannemelijk. Het hof weegt daarbij mee dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Voorts zou in de korte tijdsspanne van 12 minuten de beroving hebben plaatsgevonden, de onderhandelingen over de koop hebben plaatsgevonden en is de verdachte met de verkoper naar zijn woning gelopen en heeft daar een foto gemaakt. De verdachte kent de naam van de verkoper niet en maakt ook niet op andere wijze zijn lezing ook maar enigszins aannemelijk.
Uit de omstandigheid dat sprake is van een zeer korte tijdspanne van 12 minuten tussen de laatste door de aangever gemaakte foto voor de straatroof en de eerste door de verdachte gemaakte foto met de gestolen camera en de omstandigheid dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat de gestolen camera zeer kort na de straatroof in zijn bezit is, leidt het hof af dat de verdachte de straatroof (met een ander) heeft gepleegd. Dat de verdachte deze straatroof heeft gepleegd vindt voorts steun in de verklaring van [betrokkene 1]. Zij heeft immers verklaard dat de verdachte haar heeft verteld dat een oude man foto’s van de verdachte maakte en dat de verdachte daarom de camera van die man heeft afgepakt. Het hof is van oordeel dat de details waarover [betrokkene 1] hier verklaart overeenkomen met de details uit de aangifte. Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. De omstandigheid dat [betrokkene 1] zich tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris weinig weet te herinneren, maakt niet dat haar verklaring die zij heeft afgelegd bij de politie onbetrouwbaar is te achten. Zij verklaart immers wel bij de rechter-commissaris dat zij bij de politie de waarheid heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan –kort gezegd– het medeplegen van een diefstal met geweld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-811144-14 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan straatroof. Samen met een ander heeft hij de aangever beroofd van zijn camera. De aangever werd daarbij geduwd en de camera werd uit zijn handen getrokken. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich het eigendom van een ander toegeëigend en diens lichamelijke integriteit aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Gezien het openlijke karakter van dit gepleegde strafbare feit kan het voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. Het hof zal anders dan de rechtbank heeft opgelegd en anders dan de AG heeft gevorderd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het hof weegt daarbij mee dat verdachte nu zijn leven een andere – positieve - richting lijkt te hebben gegeven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de
verdachte niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing
ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-217176-14 primair en subsidiair ten laste gelegde;

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart bewezendat de verdachte
het in de zaak met parketnummer 10-811144-14 primair ten laste gelegdezoals hiervoor overwogen heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 10-811144-14 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers,
mr. S. Verheijen en mr. B.A. Stoker-Klein, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 november 2016.
mr. B.A. Stoker-Klein is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-1 (dossierpagina 004 e.v.).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-31 (dossierpagina 070 e.v.).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-20 (dossierpagina 067 e.v.).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-26 (dossierpagina 069 e.v.).
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 1] d.d. 26 augustus 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-27 (dossierpagina 041 e.v.).
6.Proces-verbaal verhoor verdachte PL1700-2014336755-44 (dossierpagina 50 e.v.).
7.Proces-verbaal verhoor getuige PL1700-2014336755-55
8.Proces-verbaal verhoor verdachte (toetsing/IBS) d.d. 4 september 2014 met RC-nummer 14/3022.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2014 met proces-verbaalnummer PL1700-2014336755-52 (dossierpagina 087 e.v.).