Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Beschikking van 22 november 2017
[appellant],
[geïntimeerde],
Kinderparadijs De Ballebak Rotterdam-Ommoord,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, waarin het ontslag op staande voet door [geïntimeerde] als rechtsgeldig werd beoordeeld. [appellant], geboren op 30 oktober 1948, was sinds 23 juli 1999 in dienst bij verschillende vestigingen van Kinderspeelparadijs Bal-lorig, en werd op 10 februari 2015 op staande voet ontslagen. Hij heeft het ontslag betwist en verzocht om een schadevergoeding wegens een onregelmatig ontslag, stellende dat de opzegtermijn van vier maanden niet in acht is genomen. De kantonrechter heeft het verzoek van [appellant] afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting van het hof op 6 oktober 2016 zijn de grieven van [appellant] besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de feiten niet heeft betwist, maar dat de datum van indiensttreding door [appellant] is betwist. Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter het voorwaardelijk karakter van de opzegging heeft miskend. Het hof heeft vastgesteld dat de berekening van de opzegtermijn niet alleen gebaseerd kan worden op de laatste arbeidsovereenkomst, maar dat ook eerdere dienstverbanden in aanmerking moeten worden genomen indien sprake is van opvolgend werkgeverschap of overgang van onderneming.
Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van opvolgend werkgeverschap of overgang van onderneming. De verschillende vestigingen van Bal-lorig zijn zelfstandige ondernemingen en de enkele stelling dat [D] gedurende enige tijd zowel vestiging Weena als vestiging Rotterdam-Ommoord in franchise had, is onvoldoende om te concluderen dat deze als één onderneming moeten worden beschouwd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bevestigd, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.