Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 15 november 2016
[appellant],
appellant,
gevestigd te ˊs-Gravenzande, gemeente Westland,
wonende te ˊs-Gravenzande, gemeente Westland,
om geïntimeerde sub 2 apart te noemen,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(I) [geïntimeerde 1] heeft ondanks het haar bekende gebruiksrecht van [appellant] in de ene kas de bestaande teelt van [appellant] verwijderd, waardoor [appellant] niet heeft kunnen oogsten, en de andere kas gesloopt waardoor aan [appellant] de mogelijkheid is ontnomen daarin een teelt Turkse komkommers op te zetten. [geïntimeerde 1] heeft hem ten onrechte niet in de kassen toegelaten.
(II) [geïntimeerde 1] heeft aan [appellant] toebehorende zaken (de in de ene kas aanwezige gewassen, alsmede andere roerende zaken, gereedschappen e.d.) uit de kassen verwijderd.
(i) [appellant] heeft de vordering op [geïntimeerde 2] ingetrokken.
(ii) Tijdens de comparitie is gebleken dat [appellant] na aanvang van de gebruiksovereenkomst met Cresco in 2006 niet heeft kunnen telen en oogsten in de kassen. [appellant] heeft vanaf het stilleggingsbevel op 23 oktober 2006 door de Arbeidsinspectie in verband met asbestverontreiniging niet meer in de kassen gewerkt.
(iii) Tijdens de comparitie heeft [appellant] bevestigd dat hij de kassen vanaf 2006 niet zelf heeft kunnen gebruiken.
(iv) Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de kassen vrijwel leeg waren toen [geïntimeerde 1] de kassen op 19 januari 2008 in gebruik nam.
(v) Verder heeft [appellant] (blijkens het proces-verbaal van aangifte) bij zijn aangifte op 2 september 2010 tegenover de politie verklaard dat hij op 19 januari 2008, gewaarschuwd door een buurman, poolshoogte is gaan nemen en telefonisch met de zoon van [geïntimeerde 2] heeft gesproken die hem vertelde dat [geïntimeerde 1] de onroerende zaken waaronder de kassen had gekocht van Cresco. Met deze kennis van zaken heeft [appellant] tegenover de politie verklaard dat hij de situatie toen zo liet.
(vi) Vervolgens heeft [appellant] op geen enkele wijze aan [geïntimeerde 1] kenbaar gemaakt dat hij de kassen zelf wilde gaan gebruiken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [appellant] van Cresco nakoming heeft gevorderd onder de gebruiksovereenkomst.
(vii) Al daarom valt niet in te zien dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. De stelling van [appellant] dat [geïntimeerde 1] welbewust zou profiteren van de wanprestatie van Cresco jegens [appellant] en daardoor onrechtmatig zou handelen jegens [appellant] mist blijkens het voorgaande feitelijke grondslag.
(viii) [geïntimeerde 1] heeft betwist dat zij spullen van [appellant] uit de kassen heeft verwijderd. De spullen die aanwezig waren zijn op een plek bij elkaar gezet (en de deurwaarder heeft er foto’s van gemaakt). [appellant] heeft ondanks uitnodiging daartoe de spullen niet weggehaald. Het lag aldus op de weg van [appellant] om zijn stellingen nader te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan.
Onrechtmatige ingebruikneming door [geïntimeerde 1] (verwijt I)
heeft terzake onvoldoende gesteld. Weliswaar heeft [appellant] tal van omstandigheden genoemd, die volgens hem duiden op toenmalige bekendheid bij [geïntimeerde 1] met de rechten van [appellant], maar deze omstandigheden zijn ook anders te interpreteren en behelzen zeker geen zodanige wetenschap bij [geïntimeerde 1] op het moment van de ingebruikneming van de kassen in januari 2008, dat deze [geïntimeerde 1] ervan had moeten weerhouden gebruik te maken van de kassen nadat hij de sleutels van Cresco had ontvangen. In dit verband wijst het hof er verder nog op dat de eigendomsoverdracht van het door [geïntimeerde 1] gekochte onroerend goed vier weken na het tekenen van de koopovereenkomst was gepland en dat de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] bij het sluiten van de koopovereenkomst wist dat er nog iets met een derde speelde, niet noodzakelijkerwijs betekent dat Cresco op de datum van eigendomsoverdracht niet de vrije beschikking over het verkochte zou hebben. Hetzelfde geldt voor de gang van zaken rond de doorgeleiding van het bedrag van € 150.000,-- naar [appellant] en het op de onroerend goederen rustende beslag. Ook hieraan kan in de gegeven omstandigheden niet de vergaande conclusie worden verbonden, zoals [appellant] doet. Hier komt bovendien bij dat vaststaat dat [appellant] al sinds eind 2006 niet meer in de kassen had geteeld, zodat er voor [geïntimeerde 1] ook geen aanleiding hoefde te zijn om bij de ingebruikneming van de kassen op rechten van derden bedacht te zijn. In dit verband is mede van belang, zoals hierna verder zal worden besproken, dat het nog aanwezige plantmateriaal niet duidde op recente teelt – [appellant] stelt dit ook niet – en evenmin duidde op enige daaraan verbonden waarde. Ook de omvang en aard van de door [geïntimeerde 1] aangetroffen roerende zaken (spullen) duidt niet op de vereiste wetenschap. [geïntimeerde 1] heeft gesteld dat zij bij ingebruikneming van de kassen slechts waardeloos plantmateriaal en enkele hele oude spullen heeft aangetroffen. Deze spullen heeft ze opgeslagen, waarna zij, nadat [appellant] zich halverwege september meldde, op 17 september 2008 een brief aan de advocaat van [appellant] heeft gestuurd dat de spullen konden worden opgehaald. [appellant] reageerde toen echter niet. Voor de zekerheid heeft [geïntimeerde 1] de spullen ook nog door de deurwaarder laten fotograferen (productie 15 conclusie van antwoord), aldus nog steeds [geïntimeerde 1]. [appellant] betoogt bij memorie van grieven (bladzijde 12, onder15) dat op de foto’s van de deurwaarder een deel van zijn spullen ontbreekt. Hij noemt daarbij, overigens zonder enige verdere onderbouwing en terwijl hij in eerste aanleg slechts heeft gesproken over ‘gereedschap e.d.’, spullen zoals een Toyota heftruck, een bloemenbos machine, 2 mobiele spuitkarren, 8 vierwielige bloemenkarren, een compleet watersysteem, een compressor, een automatische emmervuller, 8 elektrische tomatenkarren, een klimaatcomputer enz. Nu [geïntimeerde 1] gemotiveerd heeft weersproken dat de thans genoemde spullen aanwezig waren in de kassen en er ook overigens geen aanwijzingen zijn voor de juistheid van de stellingen van [appellant], rust de bewijslast terzake op [appellant]. Hij heeft echter geen bewijsaanbod gedaan dat voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. Het hof ziet geen aanleiding om ambtshalve bewijs op te dragen aan [appellant], zodat niet is komen vast te staan dat de in hoger beroep door [appellant] genoemde spullen in de kassen aanwezig waren.
De verwijdering van plantmateriaal en andere roerende zaken (verwijt II)
Het hof ziet, zoals in rechtsoverweging 12 reeds is overwogen, geen aanleiding om ambtshalve bewijs op te dragen aan [appellant]. Overigens wijst het hof er op dat vaststaat dat [appellant] geen gebruik heeft gemaakt van de hem (in september 2008) geboden mogelijkheid om zijn spullen op te halen, terwijl evenmin van enige andere relevante actie terzake van [appellant] in 2008 is gebleken anders dan de sommatie van zijn advocaat van 4 juni 2008 waarop geen vervolg is gekomen.
Nieuwe grondslag in hoger beroep (verwijt III).
Slotsom
Beslissing
- verstaat dat er geen vordering is tegen Jan-Willem [geïntimeerde 1] (geïntimeerde sub 2);
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 juli 2015;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde 1] tot op heden begroot op € 1.937,-- aan verschotten en € 13.740,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.