ECLI:NL:GHDHA:2016:3186

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
22-001874-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal uit een woning door middel van inklimming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1983, was ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep. De verdachte was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning door middel van inklimming op 25 december 2015 in 's-Gravenhage.

In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het onder 1 ten laste gelegde. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verweren van de verdediging verworpen. De verdediging stelde dat er geen sprake was van een woning, maar van een bedrijfsruimte, en dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde in opdracht van de rechthebbende hennep te knippen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij op uitnodiging aanwezig was in de woning.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001874-16
Parketnummer: 09-820014-15
Datum uitspraak: 29 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 april 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen voorwerpen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is blijkens de akte instellen rechtsmiddel uitsluitend gericht tegen de veroordeling van het onder 1 ten laste gelegde.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de in beslag genomen voorwerpen reeds zijn teruggegeven aan de verdachte zodat een beslissing op de in beslag genomen voorwerpen achterwege kan blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 december 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennep onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door toen en daar:
- zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens)
- een aldaar aanwezige ladder heeft/hebben geplaatst en/of zijn opgeklommen en/of (vervolgens)
- een raam en/of deur heeft/hebben opengebroken en/of opengewrikt en/of (vervolgens)
- één of meerdere henneptop(pen) heeft/hebben geknipt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerde verweren
De raadsman van de verdachte heeft zich – conform zijn overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een woning, maar van een bedrijfsruimte nu de woning, op één kamer met een bed na, in gebruik was als hennepplantage.
Het hof verwerpt het verweer nu blijkens de aangifte de aangever aangifte doet van diefstal c.q. poging daartoe uit zijn woning, zijnde een eengezinswoning die hij als zodanig ook daadwerkelijk in gebruik heeft.
Voorts heeft de raadsman namens de verdachte aangevoerd dat er geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening was daar de verdachte en zijn medeverdachte in de veronderstelling verkeerden in opdracht van de rechthebbende hennep te knippen.
De verklaring van de verdachte dat hij in de betreffende woning op uitnodiging aanwezig was om hennep te knippen is niet onderbouwd en de processtukken bieden evenmin een aanknopingspunt om uit te gaan van de aannemelijkheid van deze verklaring. Dat de verdachte geen informatie wil of kan verschaffen over de persoon of personen die naar zijn zeggen aan hem die opdracht zou/zouden hebben gegeven, dient onder deze omstandigheden voor eigen rekening en risico van de verdachte te komen. Het hof acht het aangevoerde alternatieve scenario dan ook geenszins aannemelijk geworden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks25 december 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen hennep,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededadersen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen hennep onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van
braak, verbreking en/ofinklimming, door toen en daar:
- zich naar die woning heeft
/hebbenbegeven en
/of (vervolgens
)
- een aldaar aanwezige ladder
heeft/hebben geplaatsten
/of (vervolgens) zijnisopgeklommen en
/of (vervolgens)
- een raam en/of deur heeft/hebben opengebroken en/of opengewrikt en/of (vervolgens)
-
één of meerderehenneptop
(pen
)heeft
/hebbengeknipt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning door middel van inklimming. Dit is een ergerlijk feit dat doorgaans gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt bij burgers. In casu geldt dit wellicht in mindere mate voor de aangever, doch in elk geval voor de omwonenden. Ongeacht het goed dienen de verdachte en diens mededader het eigendom van een ander te respecteren.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2016.
Mr. S. Verheijen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.