ECLI:NL:GHDHA:2016:2721

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
19 september 2016
Zaaknummer
200.168.655/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kennelijk onredelijke opzegging van arbeidsovereenkomst en reïntegratieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst van [appellant] door Via Mio ’s-Gravenhage B.V. [appellant], die van 5 januari 2009 tot 31 december 2013 als Hoofd Stylist werkzaam was bij Via Mio, had zich op 11 november 2011 ziek gemeld. Via Mio diende op 15 november 2011 een ontslagaanvraag in bij het UWV, welke op 23 januari 2012 werd goedgekeurd. De arbeidsovereenkomst werd op 24 januari 2012 opgezegd. [appellant] stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat er een opzegverbod wegens ziekte bestond. De kantonrechter had de vordering van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging.

Het hof oordeelde dat de opzegging niet kennelijk onredelijk was. Het belang van Via Mio om de arbeidsrelatie te beëindigen was evident, gezien het gebrek aan vertrouwen in de kwaliteiten van [appellant] als Hoofd Stylist. Het hof concludeerde dat Via Mio zich niet als een slecht werkgever had gedragen en dat de opzegging niet onterecht was. De vordering van [appellant] werd afgewezen, evenals zijn verzoek om schadevergoeding. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.168.655/01
Rolnummer Rechtbank : 3274797 RL EXPL 14-23565

Arrest van 13 september 2016

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.A. Severijn te Utrecht,
tegen

Via Mio ’s-Gravenhage B.V.,gevestigd te Wassenaar ,

geïntimeerde,
hierna te noemen: Via Mio,
advocaat: mr. J.L.R. Kenens te Leiden.

Het geding

1. Bij arrest van 9 juni 20015 is in deze zaak een tussenarrest gewezen waarbij een comparitie van partijen is gelast. Die comparitie heeft plaatsgevonden op 8 september 2015. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. [appellant] heeft vervolgens een memorie van grieven, tevens houdende akte wijziging van eis (met producties) genomen waarbij tegen het bestreden vonnis twee grieven zijn opgeworpen. Via Mio heeft bij memorie van antwoord (met producties) die grieven gemotiveerd weersproken.
Beide partijen hebben arrest gevraagd, onder overlegging van stukken.

Beoordeling van het hoger beroep

2. In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen. Het hof zal van die feiten uitgaan. Samengevat gaat het om het volgende.
- Via Mio is een retailonderneming met modewinkels in Leiden, Oegstgeest, Wassenaar,
Noordwijk, Lisse en Hilversum. Via Mio verkoopt verschillende bekende kledingmerken
en het eigen kledingmerk Moscow.
- [appellant], geboren op [geboortedatum], is van 5 januari 2009 tot 31 december 2013 bij Via
Mio in dienst geweest in de functie van Hoofd Stylist op de afdeling Styling van Moscow.
- [appellant] heeft zich op 11 november 2011 ziek gemeld.
- Op 15 november 2011 heeft Via Mio een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Zij heeft
gesteld dat partijen van inzicht verschilden over hoe de Moscow-ontwerpen er uit moesten
zien en dat daardoor een onwerkbare situatie was ontstaan.
- Op 23 januari 2012 heeft het UWV aan Via Mio toestemming verleend om
de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen, dit wegens een ernstig en duurzaam
verstoorde arbeidsrelatie.
- Bij brief van 24 januari 2012 heeft Via Mio de arbeidsovereenkomst opgezegd.
- [appellant] heeft een beroep op de vernietigbaarheid van het ontslag gedaan in verband met het
bestaan van een opzegverbod wegens ziekte.
- Vanaf 15 april 2013 is [appellant] met geleidelijke opbouw van uren aan zijn reïntegratie
begonnen in het magazijn van Via Mio. In augustus 2013 is [appellant] op de afdeling Styling in
reïntegratiearbeid werkzaamheden gaan verrichten bestaande uit het maken van “size
specs”.
- Met ingang van 28 oktober 2013 achtte [appellant] zich volledig arbeidsgeschikt.
Vooruitlopend daarop heeft hij bij brief van zijn gemachtigde van 22 oktober 2013
aanspraak gemaakt op hervatting in de bedongen arbeid van Hoofd Afdeling Styling.
- Eveneens op 28 oktober 2013 heeft Via Mio een hernieuwde aanvraag om
ontslagvergunning gedaan. Aansluitend heeft Via Mio [appellant] per 29 oktober 2013 op non-
actief gesteld.
- Op 20 december 2013 heeft het UWV de gevraagde ontslagvergunning verleend, wederom
wegens het bestaan van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Via Mio
heeft daarop de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd, dit zonder het bieden van enige
financiële compensatie.
3. Stellende dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met Via Mio kennelijk onredelijk is, heeft [appellant] in eerste aanleg een vordering tegen Via Mio ingesteld als in de inleidende dagvaarding omschreven en naderhand door [appellant] verminderd.
4. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. [appellant] kan zich met het vonnis van de kantonrechter niet verenigen. In hoger beroep vordert hij vernietiging van genoemd vonnis. Tevens vordert [appellant]:
A) verklaring voor recht dat de opzegging van de dienstbetrekking met [appellant] door Via Mio
met ingang van 31 december 2013 kennelijk onredelijk is in de zin van art. 7:681 BW
(oud);
B) veroordeling van Via Mio om aan [appellant] te voldoen een bedrag aan schadevergoeding ter
hoogte van € 59.997,46 bruto, wegens kennelijk onredelijke beëindiging van de
dienstbetrekking;
C) veroordeling van Via Mio tot betaling van de wettelijke rente over het onder B)
gevorderde bedrag, vanaf de dag dat dit bedrag verschuldigd is tot aan de dag der algehele
voldoening;
D) veroordeling van Via Mio in de kosten van zowel het geding in eerste aanleg als in hoger
beroep met veroordeling tevens van Via Mio tot terugbetaling aan [appellant] van de door hem
betaalde € 1.200,-- aan proceskosten eerste aanleg.
Via Mio heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
6. In hoger beroep staat (enkel nog) de vraag centraal of het ontslag dat Via Mio [appellant] gegeven heeft, kennelijk onredelijk is in de zin van art. 7:681, lid 2 aanhef en sub b BW (oud). Volgens dat artikel is een opzegging kennelijk onredelijk wanneer, in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging (het gevolgencriterium). De kantonrechter heeft voormelde vraag ontkennend beantwoord en de eerste door [appellant] geformuleerde grief komt tegen dat oordeel op.
7. Bij de vraag of het [appellant] gegeven ontslag in het kader van het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is, komt het aan op een afweging van belangen. Enerzijds speelt het belang van de werkgever om de arbeidsovereenkomst met de werknemer op te mogen zeggen. In dat kader heeft Via Mio het volgende aangevoerd.
8. De opzegging van het dienstverband met [appellant] houdt verband met gebrek aan vertrouwen. De kwaliteiten van [appellant] in de functie van Hoofd Stylist op de afdeling Styling van haar eigen kledingmerk Moscow sloten onvoldoende aan bij wat het merk Moscow aan creativiteit en kwaliteit nodig had voor de verkoop in de winkels. Deze disconnectie is (meer dan eens) door Via Mio onder de aandacht van [appellant] gebracht, maar de reactie van [appellant] daarop toonde enkel het grote verschil van inzicht tussen de opvattingen van [appellant] en Via Mio. Een verbetertraject zou er volgens Via Mio niet toe hebben geleid dat daarin enige relevante verandering op zou treden, het vertrouwen dat [appellant] als werknemer nog iets voor Via Mio zou kunnen betekenen is verloren gegaan. Het UWV is in deze redenering meegegaan, daarbij overwegende:
“(…) Werknemer heeft (…) niet weersproken dat de door hem ontworpen collecties niet goed verkopen. We achten het aannemelijk dat dit wordt veroorzaakt doordat de ontwerpen van werknemer niet aansluiten bij de wensen van de klant van het merk waarvoor werknemer het ontwerp doet.(hof: het kledingmerk Moscow)
. Nu meerdere door werknemer ontworpen collecties niet voldoen aan uw verwachtingen en die van uw klanten achten wij het niet onaannemelijk dat dit ook bij volgende collecties het geval zal zijn. (…) “
9. Anderzijds speelt tegenover het geschetste belang van Via Mio, het belang van [appellant]. Bij de opzegging van het dienstverband met [appellant] moet Via Mio zich rekenschap geven van de, ten tijde van die opzegging bestaande, mogelijkheden voor [appellant] op de arbeidsmarkt. Zo nodig dient zij zorg te dragen voor “een zachte landing” van [appellant] in de nieuwe situatie. Of dat laatste van Via Mio gevergd kan worden hangt af van door [appellant] te stellen (en bij betwisting te bewijzen) bijzondere omstandigheden.
10. In dat verband heeft [appellant] aangevoerd dat Via Mio zich niet als een goed werkgever gedragen heeft. Volgens [appellant] zit er geen, althans een zeer korte periode tussen de kritiek van Via Mio en de ontslagaanvraag in november 2011. Via Mio heeft hem overvallen met door haar geuite onvrede en heeft hem niet een verbetertraject gegund. Daarnaast is Via Mio, nadat [appellant] in 2011 wegens ziekte uitgevallen was (als gevolg van psychische klachten en een arbeidsconflict), ernstig tekort geschoten in de reïntegratie van [appellant], door direct aan te sturen op reïntegratie in het tweede spoor en niet in de eigen functie, zoals [appellant] had aangegeven. Volgens [appellant] heeft Via Mio verder de reïntegratie op geen enkel moment serieus genomen en niets gedaan om in de periode van 11 november 2011 (de uitval) en 28 oktober 2013 (de tweede ontslagaanvraag) het ontstane arbeidsconflict op te lossen. Via Mio heeft enkel de tijd uitgezeten en het moment afgewacht waarop er geen opzegverbod meer gold.
11. Naar het oordeel van het hof is het belang van Via Mio om de arbeidsrelatie met [appellant] te verbreken evident. Via Mio kan het zich als commercieel bedrijf niet veroorloven een ontwerper te handhaven waarin niet het vertrouwen bestaat dat deze de door zijn werkgever gewenste uitstraling aan de door hem te ontwerpen kledingcollecties kan geven. Een en ander is een te groot bedrijfsrisico. Het gaat in dezen om een gebrek aan vertrouwen, niet om disfunctioneren, zodat een verbetertraject zoals door [appellant] voorgestaan, niet geïndiceerd is. Voor zover [appellant] suggereert dat Via Mio hem min of meer heeft overvallen met de geuite kritiek, is dat ten onrechte. Uit de brief van 22 oktober 2011 komt naar voren dat er door Via Mio verschillende gesprekken gevoerd zijn met [appellant] over het door hem voor Via Mio verrichte werk en de daarmee samenhangende klachten van de verkoop en de winkeliers.
Het ligt in het verlengde van het voorgaande dat Via Mio, toen [appellant] arbeidsongeschikt geraakte en dientengevolge de arbeidsrelatie met [appellant] niet kon opzeggen, direct instak op reïntegratie in het tweede spoor, immers op dat tijdstip had Via Mio het noodzakelijke vertrouwen in [appellant] reeds verloren. Toen de verzekeringsarts van het UWV (in een door [appellant] aangevraagd deskundigenoordeel) aangaf dat interne arbeidsmogelijkheden niet op voorhand waren uitgesloten, heeft Via Mio zich gericht op reïntegratie in het eerste spoor, maar niet in de eigen functie van [appellant], omdat Via Mio daarin geen vertrouwen had. Via Mio heeft [appellant] bij de reïntegratie in het eerste spoor geen werkzaamheden opgedragen die te maken hadden met zijn oude functie, daartoe was Via Mio op grond van het deskundigenoordeel ook niet gehouden. Voor zover [appellant] betoogt dat dat anders zou zijn, heeft hij dat niet onderbouwd.
Toen [appellant] eenmaal arbeidsgeschikt bevonden was, stond het Via Mio vrij zich tot het UWV te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen.
De loonsanctie die Via Mio is opgelegd speelt bij de vraag of Via Mio zich naar behoren van haar reïntegratieverplichtingen heeft gekweten geen rol van betekenis, nu deze sanctie enkel verband hield met het niet voldoen aan vormvoorschriften. Nadat een en ander gerepareerd was, is de loonsanctie ook (voortijdig) opgeheven.
13. Naar het oordeel van het hof heeft Via Mio zich niet als een slecht werkgever gedragen door tegen de achtergrond van haar geschetste belang bij het einde van de arbeids-overeenkomst, te handelen zoals zij gedaan heeft. De opzegging die het gevolg is van bedoeld handelen is dan ook niet kennelijk onredelijk. Voor enige compensatie (vergoeding van schade) voor dat handelen is dan ook geen enkele grond aanwezig. Andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan [appellant] enige vergoeding van schade zou kunnen toekomen, verband houdende met een mogelijke kennelijk onredelijke opzegging, zijn door hem niet aangevoerd. De stelling van [appellant] dat Via Mio bij hem het vertrouwen gewekt zou hebben dat hij de werkzaamheden in zijn eigen werk kon hervatten (enkel) door hem te vragen werkzaamheden te verrichten op de afdeling Styling, kan als zodanig niet dienen, nog daargelaten dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd en door Via Mio betwist. Vorenstaande betekent dat de vordering van [appellant] geen grond heeft en moet worden afgewezen. Grief 1 treft geen doel. De tweede grief, die gericht is tegen de proceskostenveroordeling, heeft evenmin succes. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld worden in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Den Haag van
21 januari 2015;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Via Mio tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd :
vastrecht : € 1.937,--;
salaris advocaat : € 3.262,--.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, C.A. Joustra en F. Damsteegt - Molier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.