In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep in een verzekeringsrechtelijke kwestie. De appellant, [appellant], heeft een claim ingediend bij Goudse Verzekeringen N.V. (hierna: De Goudse) voor een verzekeringsuitkering na de gestelde diefstal van zijn geparkeerde auto op 8 of 9 april 2013. In een eerder tussenarrest van 2 februari 2016 heeft het hof de appellant toegelaten tot het leveren van bewijs. De appellant heeft zichzelf en een getuige, [S], gehoord, maar het hof oordeelt dat de bewijslevering niet voldoende is om de diefstal te bewijzen.
De appellant heeft verklaard dat hij de auto op slot in de buurt van zijn woning heeft achtergelaten, maar het hof vindt dat deze verklaring onvoldoende objectief bewijs oplevert. De getuigenverklaring van [S] voegt ook niet genoeg toe, aangezien deze voornamelijk is gebaseerd op wat de appellant heeft verteld. Het hof concludeert dat er geen objectieve aanknopingspunten zijn voor de gestelde diefstal.
Daarnaast is er een discussie over de diefstal van de velgen en banden van de auto. De appellant en [S] hebben verklaard dat de sportvelgen zijn vervangen door goedkopere exemplaren, maar het hof oordeelt dat ook deze verklaringen niet voldoende zijn onderbouwd. Het hof bekrachtigt uiteindelijk het bestreden vonnis en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.