Uitspraak
[bedrijf],
[naam],
Incidenteel appel
uit de weten dus niet als middel kan worden gebruikt om een doorwerking van contractuele aansprakelijkheid te bewerkstelligen.
als bestuurderaansprakelijk is (eerstelijns-bestuurdersaansprakelijkheid) en aan de voorwaarde dat deze bestuurder zelf ook een rechtspersoon is. Anders dan [R] klaarblijkelijk meent, vestigt de bepaling dus zelf geen bestuurdersaansprakelijkheid.
eind 2010niet werden betaald, wordt niet ondersteund door de door haar als productie 64 en 65 bij akte aanvullende producties overgelegde brieven. Daaruit blijkt dat op 1 augustus 2010 een bedrag aan huur openstond, dat daarna volledig is voldaan. Ook de correspondentie over de salarissen dateert van augustus / september 2010. Dat strookt met het standpunt van [A cs] dat ten tijde van de overname de huur en de salarissen waren voldaan. [R] heeft ook niet gesteld dat [Y] op dit punt de overname-overeenkomst niet was nagekomen (behoudens de vakantie- en snipperdagen). Verder was het netto-resultaat zowel over 2010, het jaar van de verkoop, als over 2011 positief en is eerst in 2014 het faillissement van [Y] uitgesproken. Ook al is juist dat dit positieve resultaat slechts is behaald doordat [R] het overnamebedrag van € 70.000,- betaalde, zoals [R] betoogt, dan betekent dat nog steeds dat [A cs] mocht aannemen dat [Y], eventueel door het inzetten van het overnamebedrag, haar verplichtingen zou kunnen nakomen. Het door [R] overgelegde Kredietinformatierapport van 16 april 2013 werpt op dit punt geen nieuw licht op de zaak; wat betreft het financiële plaatje wordt op bladzijde 2 aangegeven dat er geen klachten zijn over betalingen en dat de liquiditeit voldoende is. Dit alles betekent dat niet is aangetoond dat [A cs] ten tijde van het sluiten van de overname-overeenkomst eind 2010 wist of behoorde te weten dat [Y] haar verplichtingen niet na zou komen en geen verhaal zou bieden voor de daardoor door [R] te lijden schade Dit onderdeel van grief 2 in het incidenteel appel faalt dus.
Principaal appel
+800 adressen. Daarnaast losse gegevens bij vestiging Zwolle Database met contacten en informatie kan uitgesplitst worden” (productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg). Hieruit blijkt niet dat [A2] aan [R] heeft meegedeeld dat er 800 klanten zijn, maar dat de database 800 adressen bevat. De lijst van de curator is speciaal voor hem opgesteld en dus niet vergelijkbaar met de databaselijst. Het hof kan hieruit niet opmaken dat [A2] tegen [R] heeft gelogen over het aantal klanten van [Y]. Grief 5 in het incidenteel appel is dus tevergeefs voorgesteld.