ECLI:NL:GHDHA:2016:2294
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partneralimentatie na verkoop van beleggingspanden en beoordeling van draagkracht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in december 2015 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 september 2015. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 24 februari 2016 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 1 juni 2016 mondeling behandeld. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de door hem te betalen partneralimentatie per 1 september 2013 op nihil te bepalen, terwijl de vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de man ten tijde van de eerdere beschikking van 27 augustus 2014 eigenaar was van circa dertig panden, maar dat hij nagenoeg alle panden heeft verkocht. Dit heeft geleid tot een wijziging van omstandigheden, waardoor de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld moesten worden. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn huidige financiële situatie, maar dat hij wel in staat is om een lagere alimentatie te betalen. De vrouw heeft een bedrag van € 400.000,- ontvangen in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, wat ook invloed heeft op haar behoefte.
Uiteindelijk heeft het hof de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man met ingang van 25 april 2016 vastgesteld op € 1.000,- per maand. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door de rechters J.A. van Kempen, P.B. Kamminga en H. Mollema-de Jong en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2016.