Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Perkplantenkwekerij De Zonnebloem C.V.,
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
5. [appellant 5],
1.[geïntimeerde 1],
1.Het geding
Vervolgens heeft De Zonnebloem een memorie van grieven genomen waarin één grief is geformuleerd. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] de grief bestreden. Partijen hebben op 19 januari 2016 schriftelijk gepleit onder het overleggen van pleitnota’s, wat [geïntimeerden] betreft ook in tweede termijn. Aan de pleitnota van (de advocaat van) De Zonnebloem zijn twee producties gehecht. Tot slot is arrest gevraagd.
2.De feiten
3.De vordering en het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat zij op basis van het over en weer gestelde niet de conclusie kon trekken dat [geïntimeerde 1] feitelijk bestuurder was (geweest) na zijn aftreden als (formeel) bestuurder. Ten aanzien van [geïntimeerde 2] heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet (tijdig) deponeren van jaarrekeningen en het voldoen van een schuld van de BV aan [geïntimeerde 1] in 2007 rechtbank niet onrechtmatig was jegens (specifiek) De Zonnebloem. De rechtbank heeft de vorderingen daarom afgewezen en De Zonnebloem veroordeeld in de proceskosten.
4.De beoordeling in hoger beroep
Een bestuurder kan onrechtmatig handelen tegenover een crediteur van de rechtspersoon als de bestuurder medewerking verleent aan een doen of nalaten van de rechtspersoon waardoor wordt bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt (zie met name HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 Ontvanger/[naam]). Aansprakelijkheid jegens een crediteur van de rechtspersoon kan alleen worden aangenomen als de bestuurder een ernstig verwijt valt te maken van zijn handelen. Van een dergelijk verwijt zal in de regel eerst sprake zijn als de bestuurder zich ten tijde van zijn handelen bewust moet zijn geweest van de mogelijke benadeling van een crediteur omdat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden.
Bovendien is voor het hier aan de orde zijnde ernstig verwijt nodig dat de bestuurders op het moment van hun handelen wisten of behoorden te weten dat de BV, in geval van vernietiging van dat uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis, niet in staat zou zijn het aan De Zonnebloem verschuldigde bedrag te restitueren. Ook op dat punt heeft De Zonnebloem niets aangedragen.