ECLI:NL:GHDHA:2016:2258

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-004955-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor alcoholverkeersmisdrijf door beginnende bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor een alcoholverkeersmisdrijf. De verdachte, geboren in 1991, had op 15 februari 2015 in 's-Gravenhage als beginnende bestuurder een motorrijtuig bestuurd met een alcoholgehalte van 270 microgram in zijn adem, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet lag. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150,--, subsidiair 1 dag hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte al een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA) had gevolgd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de LEMA geen 'criminal charge' is, en dat er geen sprake is van dubbele bestraffing. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van € 150,--, met de mogelijkheid van 3 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de kosten van de LEMA die hij had moeten betalen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004955-15
Parketnummer: 96-140947-15
Datum uitspraak: 19 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 6 november 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 150,--, subsidiair 1 dag hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2015 te 's-Gravenhage, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 270 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman het verweer gevoerd – zakelijk weergegeven - dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, nu voor deze zaak door het CBR reeds een LEMA-beschikking is gegeven, hetgeen analoog aan het alcoholslotprogramma (ASP) als “criminal charge” moet worden aangemerkt. De raadsman heeft betoogd dat de LEMA (afkorting voor Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) weliswaar minder zwaar en vergaand is dan het ASP, maar dat daartegenover staat dat de LEMA ook is bedoeld voor veel lichtere alcoholmisdrijven. Bezien in relatie tot de ernst van de misdrijven waarvoor deze wordt opgelegd dient de LEMA, evenals het ASP, te worden beschouwd als een “criminal charge”, aldus de raadsman. Ook het feit dat de verplichte deelname aan de LEMA vaste kosten voor de deelnemers met zich meebrengt, waarbij geen rekening wordt gehouden met de financiële situatie van de individuele deelnemers, wijst er naar de mening van de raadsman op dat de LEMA als “criminal charge” moet worden beschouwd. Hij heeft in dit kader betoogd dat de cursuskosten voor zijn cliënt, gelet op diens financiële situatie, hoog zijn. Een strafrechtelijke vervolging voor het ten laste gelegde zou er, gelet op het voorgaande, dan ook op neerkomen dat zijn cliënt tweemaal zou worden vervolgd en gestraft voor hetzelfde feit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De LEMA is de bestuurlijke maatregel die als korte, lichte versie van de EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) is bedoeld voor beginnende bestuurders met een alcoholgehalte tussen de 0,5 en 0,8 promille. De LEMA is bedoeld als educatieve maatregel.
Op grond van de uitspraak van het EHRM van 7 november 2000 nr. 45282/99 met betrekking tot de EMA acht het hof de LEMA, als lichtere variant van de EMA, geen criminal charge. Daarom is er geen sprake van dubbele bestraffing indien naast de LEMA ook een strafrechtelijke veroordeling plaatsvindt. De uitspraak van de hoge raad van 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:434) inzake het alcoholslotprogramma (ASP) maakt dit oordeel niet anders. Het hof acht de LEMA - noch op zichzelf bezien, noch in relatie tot de ernst van de misdrijven waarvoor deze is bedoeld - naar aard en zwaarte, daar waar het gaat om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene, op één lijn te stellen met het ASP. De kosten zijn niet zodanig hoog, en de tijd en inspanning die het volgen van de LEMA vergt zijn niet van dien aard dat de LEMA naar objectieve maatstaven als “criminal charge” kan worden beschouwd. Dat de kosten voor de LEMA voor elke deelnemer gelijk zijn is eveneens onvoldoende om de LEMA de status van “criminal charge” te geven. Het hof verwerpt het verweer. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks15 februari 2015 te 's-Gravenhage, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 270 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijsop ofna 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 150,--, subsidiair (naar het hof begrijpt) 3 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als beginnende bestuurder schuldig gemaakt aan een alcoholverkeersmisdrijf en heeft aldus de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat de verdachte als gevolg van het onderhavige feit de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer heeft gevolgd, waarvoor hij een bedrag van € 562,-- heeft moeten betalen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 4 maart 2015 onder CJIB nummer 1132 5420 0218 6096.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. M.C.R. Derkx en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juli 2016.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.