ECLI:NL:GHDHA:2016:2242

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-002868-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake diefstal en geweldpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2014. De verdachte, geboren in 1993 in Duitsland, was beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van een pinpas uit de woning van een bejaarde vrouw en openlijke geweldpleging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de pinpas heeft weggenomen door middel van een babbeltruc. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de feiten waarvoor hij werd vrijgesproken, niet aansprakelijk kon worden gesteld. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers, in het bijzonder de bejaarde vrouw, en de impact van de daden van de verdachte op hun gevoel van veiligheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002868-14
Parketnummers: 09-807410-14
Datum uitspraak: 5 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 november 2014 en 21 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van de feiten 3 en 4 - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 januari 2014 te Noordwijk, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Abraham van Royenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1], welk geweld bestond uit het:
- omringen van en/of opdringen aan die [benadeelde partij 1] en/of - het duwen van de [benadeelde partij 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen tegen/op het gezicht, althans hoofd, van die [benadeelde partij 1];
2:
hij op of omstreeks 21 augustus 2013 te Monster, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanuit een woning, gelegen aan de Wingerdhof) heeft weggenomen een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3:
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met kracht en/of van korte afstand) (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van de borst en/of de maag van die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, met een ander of anderen, althans alleen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een feestruimte aan de Nieuwkoopseweg, openlijk in vereniging geweld heeft geplaagd tegen [aangever], welk geweld bestond uit het (meermalen):
- schoppen en/of slaan van die [aangever] en/of
- in het gezicht, althans op het hoofd, slaan en/of stompen en/of
- met een mes slaan op het hoofd van die [aangever] en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de maag steken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Feit 1
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 3
Het hof stelt vast dat in de onderhavige zaak door tal van personen verklaringen zijn afgelegd. Voor zover getuigen al hebben gezien wat zich precies in de feestruimte heeft afgespeeld, zijn de verklaringen ten aanzien van het voorval niet altijd heel gedetailleerd en sluiten deze lang niet (altijd) op elkaar aan. [getuige 1] – de DJ op het feest – heeft op 28 oktober 2013 bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd waarbij hij de verdachte aanwijst als de dader van de steekpartij. Bij de raadsheer-commissaris heeft hij nogmaals verklaard dat hij de dikke jongen (het hof begrijpt: de verdachte) heeft gezien met het mes.
Aangever [aangever] heeft eveneens een gedetailleerde verklaring afgelegd, waarin hij de medeverdachte [medeverdachte] aanwijst als degene die hem met het mes heeft gestoken. Deze verklaring vindt bevestiging in de bij de politie afgelegde verklaringen op 3 en 6 november 2013 van [getuige 2]. Bij het verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 2] echter verklaard dat hij niet weet door wie er is gestoken en dat hij geen mes heeft waargenomen.
Nu in het onderhavige dossier verklaringen aanwezig zijn die zeer gedetailleerd zijn, maar op essentiële onderdelen elkaar tegenspreken, is naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid vast te stellen wie de persoon is geweest die aangever [aangever] heeft neergestoken. De verdachte, die zelf iedere betrokkenheid ontkent, dient derhalve – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - te worden vrijgesproken van het aan hem onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 4 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de feestruimte een voor het publiek toegankelijke plaats was, nu het een besloten feest betrof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het in vereniging openlijk geweld plegen als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat de gepleegde geweldshandelingen ‘openlijk’, dat wil zeggen op of aan de openbare weg, dan wel in een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden.
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat die avond in het gebouw de verjaardag van haar dochter werd gevierd. Haar dochter had via WhatsApp ongeveer 40 gasten uitgenodigd. Uit het dossier volgt niet dat er op het feest niet genodigde gasten aanwezig waren. Derhalve kan naar het oordeel van het hof niet worden gesproken van een voor het publiek toegankelijke plaats. Voorts volgt uit het dossier dat voorafgaand aan de geweldshandelingen de deuren van de feestzaal dicht zijn gedaan. Uit het dossier volgt verder niet dat de gepleegde geweldshandelingen zichtbaar waren voor omstanders vanaf de openbare weg, zodat ook in die zin niet kan worden van ‘openlijk’ in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Nu dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op
of omstreeks21 augustus 2013 te Monster, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
(vanuit een woning
,gelegen aan de Wingerdhof
)heeft weggenomen een pinpas
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en ter zake van het onder 2 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het wegnemen van een pinpas uit de woning van een bejaarde vrouw door middel van een doortrapte babbeltruc. Door zijn handelen heeft hij het vertrouwen in de medemens en het gevoel van veiligheid dat een ieder in en rond zijn huis probeert te waarborgen bij aangeefster geschaad. Dat geldt zeker voor bejaarde mensen die extra kwetsbaar zijn voor manipulatie zoals hier door de verdachte en de medeverdachte ten toon gespreid.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2016.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof merkt daarbij op dat het tot een hogere taakstraf komt dan door de rechtbank opgelegd, vanwege de aard van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.933,94.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 1.933,94.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist. Wel is betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.745,74.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 2.745,74.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist. Wel is betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Verklaart de benadeelde partij [aangever] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. Chr.A. Baardman en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juli 2016.