In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2014. De verdachte, geboren in 1993 in Duitsland, was beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van een pinpas uit de woning van een bejaarde vrouw en openlijke geweldpleging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de pinpas heeft weggenomen door middel van een babbeltruc. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de feiten waarvoor hij werd vrijgesproken, niet aansprakelijk kon worden gesteld. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers, in het bijzonder de bejaarde vrouw, en de impact van de daden van de verdachte op hun gevoel van veiligheid.