Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- i) [Y] heeft in november 2003 een bedrag van € 50.000,- geleend aan de eenmanszaak van zijn broer, [Z].
- ii) [X] is op 30 januari 2004 opgericht. [Z] is enig aandeelhouder en statutair bestuurder. Zijn eenmanszaak is in [X] ingebracht. [X] heeft op de datum van haar oprichting de onroerende zaak aan de Nieuwendijk 224 te Amsterdam in eigendom verworven voor een koopprijs van € 885.000,-.
- iii) In december 2004 heeft [Y] wederom een bedrag van € 50.000,- geleend aan [Z]. [Y] heeft dit bedrag overgemaakt op een bankrekening van [X].
- iv) Op 25 maart 2010 heeft [Y] een bedrag van € 30.000,- aan [Z] geleend. Ook dit bedrag is door [Y] overgemaakt op een bankrekening van [X].
- v) In januari 2011 heeft [Z] een bedrag van € 30.000,- geleend van [Y]. Het geld is door [Y] wederom overgemaakt op een bankrekening van [X].
- vi) Op 16 december 2011 heeft [X] schriftelijk verklaard een bedrag van € 20.000,- ter leen van [Y] te hebben ontvangen.
- vii) Op 24 januari 2012 heeft [X] schriftelijk verklaard een bedrag van € 50.000,- ter leen van [Y] te hebben ontvangen.
- viii) [X] heeft de onroerende zaak aan de Nieuwendijk 224 verkocht aan Bava Winkelbeleggingen B.V. voor een koopprijs van € 4.785.000,-. Op 3 juni 2013 is de onroerende zaak geleverd. Een deel van de koopprijs ter grootte van € 2.977.000,- is bij de notaris in depot gebleven omdat daarop door de ex-echtgenote van [Z] beslag was gelegd.
- ix) [X] heeft op 10 september 2013 schriftelijk verklaard een bedrag van € 37.000,- ter leen te hebben ontvangen van [Y], op 18 december 2013 een bedrag van € 30.000,-, op 15 april 2014 een bedrag van € 40.000,- en op 2 juni 2014 een bedrag van € 50.000,-.
- x) Bij beschikking van de Ondernemingskamer van 1 oktober 2014 is een onderzoek bevolen naar de gang van zaken in [X] over de periode vanaf 2008. [Z] is als bestuurder geschorst. Bij beschikking van 7 oktober 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. […] aangewezen als bestuurder van [X].
- xi) Op 23 oktober 2014 heeft [Y] de leningen, vermeerderd met de rente, van [X] opgeëist.
- De executie door [Y] van het bestreden vonnis levert in dit geval misbruik van recht op omdat [Y]’s enige doel bij tenuitvoerlegging is het schaden van [X].
- Het bestreden vonnis berust op een evidente juridische misslag. De beslissing is grotendeels gebaseerd op schuldbekentenissen van [Z] en [X], maar aan deze schuldbekentenissen komt in dit geval geen dwingende bewijskracht toe omdat niet is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 157 Rv. De vordering tot terugbetaling van de (vermeende) leningen in 2003 en 2004 is bovendien verjaard.
- Het bestreden vonnis berust op evidente feitelijke misslagen. Het vonnis is mede gebaseerd op onjuiste stellingen en verklaringen van [Y], inhoudend dat de door hem gestorte bedragen zouden worden gebruikt voor het opknappen van het pand aan de Nieuwendijk 224 te Amsterdam, terwijl het geld daar evident niet voor bestemd was. Het geld is doorbetaald aan familie van [Y] in Nederland en aan hun bedrijven. Het bedrag van € 50.000,- dat [Y] in november 2003 aan [Z] heeft geleend, heeft [X] nimmer op haar bankrekening ontvangen. Datzelfde geldt voor een bedrag van € 19.970,- dat [Y] op 16 december 2011 op de bankrekening van [X] zou hebben gestort.
- Bij een belangenafweging moet het belang van [X] zwaarder wegen. [Y] heeft geen concreet spoedeisend belang bij spoedige tenuitvoerlegging. [X] vreest dat er een reële kans is dat de tenuitvoerlegging niet ongedaan gemaakt kan worden en dat het veel geld zal kosten om [Y], die in Egypte woont, te bewegen tot medewerking.