ECLI:NL:GHDHA:2016:2091

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
22-002969-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen een 80-jarige man

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen een 80-jarige man. De feiten vonden plaats op 6 november 2010 in Rotterdam, waar de verdachte samen met een of meer mededaders het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd sloeg en schopte, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot doodslag, maar het hof vernietigde dit vonnis en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de wettige erfgenaam van het slachtoffer, die inmiddels was overleden, ter hoogte van € 11.798,57, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002469-14
Parketnummer: 10-690472-10
Datum uitspraak: 5 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair (poging tot doodslag) en het onder 1 impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging van feit 1 ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929) van het leven te beroven met dat opzet
meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of
geslagen en/of
(terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten
gebroken neus en/of gebroken bovenkaak) aan [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929) heeft toegebracht door deze [benadeelde partij] met dat opzet
meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of
(terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen;
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met dat opzet
meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of
(terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op of omstreeks 06 november 2010 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Chinese Tuin en/of de Indische Tuin, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929),
welk geweld bestond uit het
- meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] stompen en/of slaan en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen, met kracht, in het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] trappen en/of schoppen,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer) een gebroken neus en/of een (deels) gebroken bovenkaak), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij] ten gevolge heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks6 november 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929) van het leven te beroven met dat opzet
meermalen, met kracht, in het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd heeft gestompt en/of
geslagen en
/of
(terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag
)meermalen, met kracht, in het gezicht en
/of op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op
of omstreeks06 november 2010 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Chinese Tuin en/of de Indische Tuin,
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1929),
welk geweld bestond uit het
- meermalen, met kracht, in het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] stompen en/of slaan en
/of
-
(terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag
)meermalen, met kracht, in het gezicht en
/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] trappen en/of schoppen,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer) een gebroken neus en/of een (deels) gebroken bovenkaak), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan worden bewezen dat de verdachte samen met ten minste één ander geweldshandelingen heeft gepleegd jegens [benadeelde partij].
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte en zijn mededader(s) (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer hebben gehad.
Het slachtoffer [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij op 6 november 2010 vol in zijn gezicht werd geslagen en dat hij van meerdere kanten klappen kreeg, waardoor hij op de grond is gevallen. Toen hij op de grond lag heeft hij van meerdere kanten trappen tegen zijn borst en hoofd gekregen. Het slachtoffer zag dat het om vier jongens ging.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij zagen dat er twee jongens aan kwamen rennen, dat één van de jongens direct naar de oudere man liep en dat hij met zijn vuist de oudere man vol in het gezicht sloeg. De getuigen zagen dat de oudere man op de grond viel en dat de jongens hem vervolgens schopten en sloegen. [getuige 2] heeft verklaard te hebben gezien dat de oude man werd geschopt tegen zijn buik, borst en gezicht.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de oude man werd ingesloten door vier jongens en dat een van de jongens de oude man in het gezicht sloeg met zijn vuist. Vervolgens zag [getuige 3] dat drie jongens de man meermalen met hun vuisten in het gezicht sloegen. Hij schat dat dat tien keer is geweest. De oude man kwam ten val door de klappen die hij kreeg. Vervolgens begonnen alle vier de jongens de man te schoppen. Twee van hen schopten hem tegen zijn benen en onderlichaam en twee van hen schopten hem tegen zijn gezicht en bovenlichaam. Hij zag dat de jongens de man schopten zoals je tegen een voetbal trapt.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat twee mannen een bejaarde man in elkaar sloegen. Zij heeft gezien dat zij beiden op de man insloegen en dat er geschopt werd. Zij zag dat de oude man op de grond viel en dat de mannen doorsloegen.
Uit de bovenstaande verklaringen kan worden afgeleid dat het slachtoffer hard in het gezicht is geslagen, vervolgens ten val is gekomen en daarna, terwijl hij weerloos op de grond lag, meermalen met kracht is geschopt, onder meer tegen zijn hoofd/gezicht. Bij deze geweldshandelingen waren in ieder geval twee personen betrokken. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de jongens de man schopten zoals je tegen een voetbal trapt. Ook hieruit kan worden afgeleid dat er hard is geschopt. Dat de verdachte en zijn mededader(s) met kracht moeten hebben geslagen en geschopt en hem op meerdere plaatsen op het hoofd moeten hebben geraakt volgt ook uit het bij het slachtoffer geconstateerde letsel, te weten meerdere wonden in het gelaat op verschillende plaatsen (neus, ooglid, bovenlip en oor rechts) en meerdere breuken van de bovenkaak, van het jukbeen links en mogelijk van de oogkas.
Het hof merkt op dat het hier beschreven geweld is toegepast op een 80-jarig slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen van een dergelijke hoge leeftijd lichamelijk (zeer) kwetsbaar zijn. Door zo iemand eerst meerdere keren met gebalde vuist hard in het gezicht te slaan en daarna meerdere keren hard tegen het hoofd te schoppen (terwijl hij volkomen weerloos op de grond ligt) aanvaarden de plegers van dit geweld bewust de aanmerkelijke kans dat hierdoor letsel ontstaat dat tot de dood kan leiden.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van een poging tot doodslag

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot - rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn - een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden (in plaats van 15 maanden), met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met in ieder geval één ander schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een openlijke geweldpleging. De verdachte en zijn mededader(s) hebben het slachtoffer, een destijds 80-jarige man, onder meer meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Een naar het oordeel van het hof zeer lafhartige daad, mede in het licht van het gegeven dat het slachtoffer er slechts op uit was enkele jongens aan te spreken op het herhaaldelijk belletje trekken bij zijn woning. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het forse geweld dat tegen hem is uitgeoefend zwaar lichamelijk letsel opgelopen, dat gemakkelijk tot de dood had kunnen leiden.
Aldus handelende hebben de verdachte en zijn mededader(s) een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring is op heldere en indringende wijze uiteen gezet welke zeer ingrijpende gevolgen het gepleegde geweld voor het leven van het slachtoffer en zijn familieleden heeft gehad. Het slachtoffer is nooit meer de oude geworden en enige tijd na het voorval overleden. Bovendien worden door feiten als de onderhavige, waarbij het geweld op de openbare weg wordt gepleegd, de in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat versterkt. Dit alles rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde feit reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van (onder meer) geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op al het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak geen andere straf kan volgen dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat een hogere straf dan in hoger beroep is geëist meer recht doet aan de ernst van de feiten. Naar het oordeel van het hof vormt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel een passende en geboden reactie.
Het hof stelt evenwel vast dat bij de berechting in eerste aanleg de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden met bijna 18 maanden is overschreden. Ook bij de berechting in hoger beroep is de redelijke termijn met bijna 1 maand overschreden. Het hof zal deze overschrijdingen verdisconteren in de strafmaat en in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen.
Nu het bewezenverklaarde zeer ernstige, de rechtsorde schokkende, feiten betreft, uit de Justitiële Documentatie van de verdachte kan worden afgeleid dat hij vaker is veroordeeld voor ernstige geweldsfeiten en zich daardoor indertijd kennelijk niet laat weerhouden van het plegen van wederom een ernstig geweldsfeit is het hof van oordeel, ook al is het bewezenverklaarde van aanzienlijke tijd geleden en heeft verdachte inmiddels een gezin en een eigen schoonmaakbedrijf, dat de onmiddellijke gevangenneming van de verdachte moet worden gelast. De ernstige bezwaren en gronden daartoe zijn zoals overwogen zonder meer aanwezig.
Vordering tot schadevergoeding van de wettige erfgenaam van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 11.798,57 (bestaande uit € 6.798,57 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade).
De benadeelde partij, [benadeelde partij], is overleden, terwijl het strafproces tegen de verdachte nog gaande was. De echtgenote van [benadeelde partij], [benadeelde partij], heeft zich als erfgenaam in de plaats van [benadeelde partij] in het strafgeding gevoegd.
In hoger beroep is de vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist, maar betoogd is dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat voorts aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken
Betaling aan de Staat ten behoeve van de wettige erfgenaam van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.798,57 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij], de wettige erfgenaam van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij de wettige erfgenaam van [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij de wettige erfgenaam van [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 11.798,57 (elfduizend zevenhonderdachtennegentig euro en zevenenvijftig cent) bestaande uit € 6.798,57 (zesduizend zevenhonderdachtennegentig euro en zevenenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de wettige erfgenaam van het slachtoffer [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.798,57 (elfduizend zevenhonderdachtennegentig euro en zevenenvijftig cent) bestaande uit € 6.798,57 (zesduizend zevenhonderdachtennegentig euro en zevenenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
93 (drieënnegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, mr. Chr.A. Baardman en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juli 2016.