Parketnummers: 09-777285-14, 09-122605-14 en 09-139780-14
Datum uitspraak: 15 maart 2016
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 2001,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het bij parketnummer 09-777285-14 onder 1, 2 primair en 6 primair en het bij parketnummer 09-122605-14 (hierna voorziet het hof de feiten van een doorlopende nummering, waarbij het ten laste gelegde bij parketnummer 09-122605-14 zal worden aangeduid als feit 9) ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is voorts ter zake van het bij parketnummer 09-777285-14 onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 subsidiair en 7, en het bij parketnummer 09-139780-14 (hierna: feit 8) ten laste gelegde veroordeeld. De verdachte is daarbij veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest, waarvan 111 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden van, kort gezegd, een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van de behandeling MST bij De Waag en het locatieverbod op het zich bevinden in Delft. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Voorts zijn de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en onder 9 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Aan de verdachte is - met inachtneming van het vorenstaande en na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
2.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone) en/of diverse/een pasje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door met een breekijzer het kozijn van het keukenraam te forceren;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 29 december 2014 te Delft, althans in Nederland, manchetknopen en/of een iPhone 4s en/of mobiele telefoon en/of een digitale camera (Sony) en/of een horloge (Casio) en/of een zwarte portemonnee (MEXX) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.hij op of omstreeks 29 december 2014 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 2] heeft weggenomen een horloge en/of een (klik)oorbel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te hebben gebracht door met een schroevendraaier het raam open te breken en de woning in te klimmen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2014 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 2] weg te nemen diverse/een goed(eren) van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar die woning hebben/heeft begeven en/of met een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebroken en/of de woning in is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.hij op of omstreeks 29 december 2014 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 3] weg te nemen diverse/een goied(eren) van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar die woning hebben/heeft begeven en/of met een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebroken en/of de woning in is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.6.hij op of omstreeks 26 december 2014 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 4] heeft weggenomen een ring met bloemprint en/of een gouden ketting met hanger "N" en/of een set oorbellen (Swarovski), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door met een schroevendraaier, althans een breekvoorwerp te wrikken tussen raam en raamkozijn;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in het tijdvak van 26 december 2014 tot en met 29 december 2014 te Delft, althans in Nederland, een ring en/of een (gouden) ketting met hanger (in de vorm van en letter en/of een set oorbellen (merk Swarovski met kristallen transparant van kleur) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde sieraden wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
7.hij op of omstreeks 27 april 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning en/of een (afgesloten) achtertuin behorende bij een woning, gelegen aan de [adres 5] weg te nemen enig(e) goed(eren) naar hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning en/of achtertuin te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen naar hun/zijn gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen door met een koevoet, althans een als gereedschap geschikt voorwerp, de poortdeur van genoemde achtertuin open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.hij op of omstreeks 28 juni 2014 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (blauwe) scootmobiel ([KENTEKEN 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of Gemeente Delft, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en 6 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.subsidiairhij in of omstreeksde periode van 24 december 2014 tot en met 29 december 2014 te Delft, althans in Nederland, manchetknopen en/ofeen iPhone 4s en/ofmobiele telefoon en/of een digitale camera (Sony) en/of een horloge (Casio) en/ofeen zwarte portemonnee (MEXX) heeft verworven envoorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een)door misdrijf verkregen goed(eren)betrof;
3.hij op of omstreeks29 december 2014 te Delft tezamen en in vereniging met een ander ofanderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigeningin/uiteen woning aan het [adres 2] heeft weggenomen een horloge en/ofeen (klik)oorbel, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te hebben gebrachtdoor met een schroevendraaier het raam open te breken en de woning in te klimmen;
4.hij op of omstreeks29 december 2014 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander ofanderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigeningin/uit een woning aan het [adres 3] weg te nemen diverse/eengoied(eren) van hun/zijngading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ofzijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak,verbreking en/of inklimming,met een of meer vanzijn mededader(s), althans alleenzich naar die woning hebben/heeft begeven en/ofmet een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebrokenen/of de woning in is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.6. subsidiairhij in het tijdvak van 26 december 2014 tot en met 29 december 2014 te Delft, althans in Nederland,een ring en/of een (gouden)ketting met hanger (in de vorm van en letteren/ofeen set oorbellen (merk Svarovski met kristallen transparant van kleur) heeft verworven,voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of hetvoorhanden krijgen van voornoemde sieraden wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een)door misdrijf verkregen goed(eren)betrof;
7.hij op of omstreeks27 april 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigeningin/uit een woning en/of een (afgesloten) achtertuin behorende bij een woning, gelegen aan de [adres] weg te nemen enig(e)goed(eren) naar hun/zijngading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ofzijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning en/of achtertuin te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen naar hun/zijn gading onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleendoor met een koevoet, althans een als gereedschap geschikt voorwerp,de poortdeur van genoemde achtertuin open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.hij op of omstreeks28 juni 2014 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk een (blauwe) scootmobiel ([KENTEKEN 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 10]en/of Gemeente Delft, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk(e)goed(eren)verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 subsidiair, 5 en 6 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 4 en 7 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bewezen verklaring grotendeels zal worden bevestigd, echter met inachtneming van de door hem gevorderde wijzigingen in de tenlastelegging in hoger beroep. Anders dan in eerste aanleg dient naar het inzicht van de advocaat-generaal voorts het verbod om zich in Delft te bevinden niet te worden gehandhaafd, nu de advocaat-generaal dit een te zware maatregel acht. Voor het overige vordert de advocaat-generaal een straf conform de strafoplegging in eerste aanleg.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in relatief korte tijd aan een aanzienlijk aantal strafbare feiten schuldig gemaakt.
Deze feiten bestaan uit het in vereniging plegen van een inbraak in een woning en een tweetal pogingen daartoe, driemaal een schuldheling en het medeplegen van verduistering.
Woninginbraken zijn akelige feiten. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de woningbezitters en hun persoonlijke levenssfeer en heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin. De verdachte heeft voor de betrokkenen overlast en (financiële) schade veroorzaakt. Woninginbraken zorgen daarnaast voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de getroffenen, hun omgeving en ook in de maatschappij.
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen dient de eigen woning een plek te zijn waar men zich bij uitstek veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
De verdachte heeft zich daarnaast verscheidene keren schuldig gemaakt aan schuldheling. Heling is een misdrijf dat het plegen van diefstallen lucratief maakt en de afzetmarkt voor gestolen goederen in stand houdt.
Ten slotte heeft de verdachte samen met een ander of anderen een scootmobiel verduisterd. Het behoeft geen betoog dat ook verduistering van zo’n goed een zeer ergerlijk feit betreft, temeer daar mensen voor een goed functioneren volledig afhankelijk kunnen zijn van een dergelijk vervoermiddel.
Ook bij deze feiten heeft de verdachte laten blijken geen respect te hebben voor eigendommen van anderen, hetgeen hem kwalijk te nemen is.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Ook heeft het hof gelet op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en in het bijzonder op het rapport van 11 februari 2016. In dat meest recente rapport komen grote zorgen over de verdachte naar voren. Intensieve hulpverlening wordt nodig geacht om de verdachte en de ouders te kunnen ondersteunen. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, in combinatie met een gebiedsverbod voor de stad Delft, een MST-behandeling bij De Waag en de verlengde versie van de leerstraf ‘So Cool’.
Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de pijn van het vonnis met name zit in het opgelegde gebiedsverbod, nu de moeder van de verdachte in Delft woont en de verdachte zich daar in verband met het gebiedsverbod niet mag bevinden. De verdachte heeft verklaard dat hij het bijzonder vervelend vindt dat het gebiedsverbod ertoe heeft geleid dat hij zijn moeder de afgelopen tijd vrijwel niet heeft gezien. De verdachte heeft aangegeven te willen laten zien dat hij zelf uit de problemen weet te blijven, ook in Delft.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht van mening te zijn dat het gebiedsverbod een te zware maatregel is en hij heeft gevorderd dat deze bijzondere voorwaarde niet zal worden opgelegd.
Door de medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en bureau jeugdzorg is ter terechtzitting zeer duidelijk naar voren gebracht dat het gebiedsverbod naar hun inzicht werkelijk noodzakelijk is, opdat de verdachte eerst middels de geadviseerde leerstraf ‘So-Cool’ zijn vaardigheden zal vergroten, kennis en inzicht verkrijgt in zijn handelen, en zich pas daarna weer in Delft mag bevinden.
Tussenvarianten, zoals geopperd ter terechtzitting in hoger beroep - waarbij de verdachte wél naar het huis van zijn moeder zou mogen en zich niet op andere plekken in Delft of met andere personen of in groepen zou mogen bevinden - worden niet uitvoerbaar, niet controleerbaar en verwarrend voor de verdachte geacht en daarom sterk afgeraden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het in het belang van de verdachte om de lijn van de Raad voor de Kinderbescherming en bureau jeugdzorg te volgen. Het hof kan zich vinden in de conclusie van de Raad voor de Kinderbescherming en bureau jeugdzorg dat het noodzakelijk is dat de verdachte middels de hieronder vermelde leerstraf weerbaar wordt gemaakt alvorens hij opnieuw fysiek in contact komt met de groep jongeren in Delft. Dat de verdachte een gebiedsverbod opgelegd krijgt, betekent echter geenszins dat hij geen contact meer mag/kan hebben met zijn moeder en/of andere familieleden die in Delft wonen. Voorop staat dat de verdachte in Rijswijk woont. Verdachtes moeder kan hem in Rijswijk bezoeken, of zij kunnen op een andere locatie afspreken. Het hof beperkt het gebiedsverbod tot een periode van 6 maanden, zijnde de duur die de Raad voor de Kinderbescherming denkt nodig te hebben om middels de leerstraf verdachte weerbaar te maken.
Het hof overweegt daarnaast dat uit de houding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet kan worden afgeleid dat hij enig inzicht heeft in het schadelijke van de door de rechtbank bewezen verklaarde gedragingen, welke bewezenverklaring in hoger beroep niet langer wordt bestreden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming te kennen gegeven dat de behandeling MST inmiddels succesvol is afgesloten. Het hof zal om die reden niet tot oplegging van die behandeling overgaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur in combinatie met de leerstraf ‘So Cool’ verlengd.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade tot een bedrag van € 637,59, als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet expliciet bestreden, maar gelet op het ingenomen standpunt van de verdediging houdt het hof het ervoor dat de vordering tot schadevergoeding wordt betwist.
Nu de verdachte ter zake van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het causale verband tussen de geleden schade en de schuldheling van de goederen te ver is verwijderd en derhalve niet kan worden gesproken van rechtstreekse schade.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 106,02.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet expliciet bestreden, maar gelet op het ingenomen standpunt van de verdediging houdt het hof het ervoor dat de vordering tot schadevergoeding wordt betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het causale verband tussen de geleden schade en de schuldheling van de goederen te ver is verwijderd en derhalve niet kan worden gesproken van rechtstreekse schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 321 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 9 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
111 (honderdelf) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd op nader door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen te melden bij de jeugdreclassering, zolang dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht
dat de veroordeelde zich gedurende een periode van 6 (zes) maanden niet zal bevinden in Delft.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, gevestigd te 's-Gravenhage, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
leerstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat die
leerstrafzal bestaan uit het volgen van de training
'So-Cool' verlengd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. M.L.C.C. Lückers en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 maart 2016.