In deze zaak gaat het om een geschil over de hoogte van een aanslag leges die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Hillegom. De aanslag van € 4,- was het gevolg van een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarbij zestien kopieën zijn verstrekt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2016 zijn partijen niet verschenen, maar hebben zij schriftelijk laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Het Hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de stukken van het geding en de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het geschil in hoger beroep betreft de vraag of de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten van het bezwaar.
Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente bij het verstrekken van de kopieën de grenzen van het verzoek heeft overschreden. De leges zijn volgens het Hof niet te hoog vastgesteld. Ook het verzoek om een kostenvergoeding voor het bezwaar wordt afgewezen, omdat de aanslag niet is herroepen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de leges correct waren vastgesteld en dat er geen recht op vergoeding van proceskosten bestond. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.