Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam] ,
[naam],
1.EERSTE HAAGSCHE HERBELEGGINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
[naam],
[naam],
27 oktober 2015 plaatsvond, is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven (met producties) hebben [appellanten] zeven grieven aangevoerd. [H] heeft deze grieven bij memorie van antwoord (met producties) bestreden.
“De huurovereenkomst is gesloten tussen EH2M en [appellant 1] , partner van [appellant 2] . De bevoegdelijk in naam van [appellant 1] als achterman gesloten huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde treft [appellant 1] in al haar gevolgen.
De huurprijs bedraagt gedurende de periode 1 april tot en met 31 oktober 2009
Gedurende de periode waarin [appellant 1] en/of [appellant 2] van het woonhuis plaatselijk bekend [adres 2] te […] gebruik maakt zal de maandelijkse huurvergoeding € 1.500 (zegge vijftienhonderd euro) bedragen.”
De overeengekomen ‘kale’ huurprijs bedraagt € 5.800,00 per maand.
Onder de handtekeningen onder de overeenkomst staat handgeschreven:
”Niet van toepassing. Aan de inhoud van dit contract kunnen geen rechten worden ontleend.” Met daaronder een paraaf van [geïntimeerde 2] .
1) [appellanten] te bevelen de woning aan de [adres 2] binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen;
2) [appellanten] te veroordelen tot een boete van € 250,00 voor iedere dag dat zij de woning niet hebben ontruimd en opgeleverd;
4) [appellanten] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van ontruimingskosten voor zover zij het pand niet in behoorlijk opgeruimde staat achterlaten;
5) [appellanten] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de achterstallige huurtermijnen ter hoogte van € 72.000,00;
6) [appellanten] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
- [appellanten] bevolen de woning aan de [adres 2] te Den Haag binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen;
- [appellanten] veroordeeld tot betaling van een boete van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet voldoen aan het bevel tot ontruiming, tot een maximum van € 10.000,00;
- [appellanten] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een voorschot op de achterstallige huurtermijnen van € 66.400,00;
- [appellanten] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.
grief 1betogen [appellanten] dat de kantonrechter [appellant 2] ten onrechte als huurder van [adres 2] heeft aangemerkt. Met
grief 2betogen [appellanten] dat de kantonrechter heeft miskend dat de huur voor de woning aan de [adres 2] ook na 1 april 2011 is verrekend met vorderingen van NOQ op SBS. Met
grief 3betogen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet hebben aangetoond dat de huur na 31 december 2012 volledig is verrekend. Met
grief 4betogen [appellanten] dat de huur voor [adres 2] inclusief gas, licht en water was en dat zij voldoende stukken hebben overgelegd van de door hen betaalde kosten van gas, licht en water en kleine reparaties. Met
grief 5betogen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte hun aanbod tot zekerheidstelling tot een bedrag van € 22.899,76 niet heeft betrokken in het voorlopig oordeel dat de huurachterstand de ontruiming rechtvaardigt. Met
grief 6betogen [appellanten] dat de kantonrechter een te hoog voorschot op de achterstallige huur heeft toegekend omdat het achterstallige bedrag volgens hen lager is. Met
grief 7betogen [appellanten] dat de kantonrechter hen ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld.
Den Haag. Wel zijn partijen verdeeld over de vraag of [appellant 2] ook als huurder van deze woning kan worden aangemerkt. [appellanten] betwisten dat een huurovereenkomst tussen EH2M en [appellant 2] tot stand is gekomen omdat de op 27 oktober 2009 op naam van [appellant 2] gestelde schriftelijke huurovereenkomst onbevoegd door [appellant 1] namens [appellant 2] is gesloten nu [appellant 2] daartoe geen volmacht aan [appellant 1] heeft gegeven. [appellanten] stellen dat EH2M wist althans behoorde te weten dat [appellant 1] niet gemachtigd was om namens [appellant 2] de (nep)huurovereenkomst te ondertekenen.
”Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.” Bij de toepassing van deze bepaling dient in aanmerking te worden genomen dat voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde ook plaats kan zijn in geval de derde gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de tussenpersoon op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (Hoge Raad, 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671).
- in de huurovereenkomst is vermeld dat [appellant 1] [appellant 2] vertegenwoordigt,
- de huurovereenkomst op verzoek van [appellant 1] alleen op naam van [appellant 2] is gesteld in verband met een dreigend faillissement,
- [appellant 1] , onder meer blijkens een e-mail van 27 januari 2010 aan [H] , [appellant 2] vaker vertegenwoordigde, en
- [appellant 2] de huurpenningen betaalde.
Op grond van deze door [appellanten] niet betwiste omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, mocht EH2M redelijkerwijze aannemen dat door [appellant 2] aan [appellant 1] een toereikende volmacht was verleend tot het sluiten van de huurovereenkomst van 27 oktober 2009. Dit betekent dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er tussen EH2M en [appellant 2] een huurovereenkomst met betrekking tot de [adres 2] tot stand is gekomen. Grief 1 faalt in zoverre.
Gelet hierop hebben [appellanten] onvoldoende toegelicht waarom het oordeel van de kantonrechter dat het bijschrift alleen betrekking heeft op de daarin vermelde huurprijs, onjuist is. Grief 1 faalt ook in zoverre en dus geheel.
Vast staat dat EH2M er voor de periode van 1 november 2010 tot 1 april 2011 mee heeft ingestemd dat de door [appellant 1] verschuldigde huur verrekend werd met vorderingen van NOQ op SBS. Voor de periode na 1 april 2011 heeft EH2M niet ingestemd met een dergelijke verrekening maar aanspraak gemaakt op betaling van de huur, zodat [appellant 1] voor die periode tevergeefs een beroep op verrekening doet. Grief 2 faalt.
€ 1.937,00 aan griffierecht.
en
opnieuw rechtdoende: