Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1],
1.Het geding
Op 18 september 2015 hebben mr. De Boer, namens de Verzekerings Unie, en mr Ray-Engels, namens [geïntimeerden] gepleit, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
2.Beoordeling van het hoger beroep
Het gaat in deze zaak om het volgende:
“De in deel 1 van het personeelshandboek voor verzekeringsconsulenten opgenomen collectieve arbeidsovereenkomst en eventuele latere aanvullingen daarop of wijzigingen daarvan, zijn van toepassing op deze arbeidsovereenkomst.(...)”
“(…)
2. Provisie algemeen
(...)
Provisie die tijdens de arbeidsovereenkomst, of na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is uitbetaald, maar die achteraf blijkt niet te zijn verdiend, wordt binnen vier jaren teruggevorderd. (...)
3. Afsluitprovisie levensverzekeringen
(...)
3.2 Productiegrondslagen
Als grondslag voor de vaststelling van de afsluitprovisie geldt het product van de
premie en de duur van de verzekering. (...)
Schijventarief
Bij het bereiken van bepaalde productiegrenzen, hierna schijven genaamd, ontstaan rechten op afstuitprovisie. Daarnaast ontstaat bij het bereiken van bepaalde productiegrenzen een recht op bonusprovisie.
(...)
4. Doorlopende en afsluitprovisie schadeverzekering
(...)
Bruto beloning adviseur
De afsluitprovisie schade bedraagt 60% van de afsluitprovisie van de ATP-regeling (toevoeging hof: zijnde de bedragen die Verzekerings Unie van verzekeringsmaatschappijen ontvangt). Voor de doorlopende (verlengings-) provisie bedraagt dit 50% van de ATP-regeling.
(...)
5. AMEV bancair
(...)
Bruto beloning adviseur
De provisie bedraagt 50% van de ATP-regeling.
(…)
8. Slotbepaling
“De Verzekerings Unie behoudt zich het recht voor van deze provisieregelingen af te wijken en/of voor één of meer branches de provisieregelingen te herzien na overleg met de Ondernemingsraad fortis ASR.”
“Omschrijving
Provisie
Voor het aanbrengen van nieuwe verzekeringen resp. certificaten en financieringsovereenkomsten en het verhogen van bestaande verzekeringen resp. certificaten ontvangt de adviseur 35% van de afsluitprovisies die de maatschappijen aan de Verzekerings Unie uitkeren voor het desbetreffende product.
Voor het beheren van schade- en overige verzekeringen ontvangt de adviseur 35% van de doorlopende provisies die door de maatschappijen aan de Verzekerings Unie worden betaald.
Royementen
Als de maatschappijen uitbetaalde provisies geheel of gedeeltelijk terugvorderen bij de Verzekerings Unie, dan zal 35% van deze terugvorderingen ingehouden worden op de aan werknemer uit te betalen provisies.
Als na een gehele of gedeeltelijke overname van een portefeuille, het aantal royementen ver boven (meer dan 20%) het gangbare gemiddelde ligt en de beherende adviseur niet verwijtbaar is voor deze royementen, dan zal de Verzekerings Unie een passende oplossing aanbieden.
(...)
Tijdstip van uitbetaling
De provisie wordt uitbetaald in de salarisafrekening van de maand volgend op die waarin de desbetreffende productie is geboekt bij de Verzekerings Unie. (...)”
“(…)
Loondoorbetaling per ziektedag in de binnendienst wordt vastgesteld op basis van het actuele maandsalaris en in de buitendienst conform de provisieregeling buitendienst 2010.
Gedurende de eerste drie volledige kalendermaanden van arbeidsongeschiktheid wordt het loon volledig doorbetaald. Na deze drie maanden wordt gedurende een periode van 6 maanden 85% van het loon doorbetaald. Daarna wordt 70% van het loon doorbetaald tot de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever komt te vervallen.
(...)”
“(…)
Artikel 2 vaststelling winstdeling
Als de winst minder of gelijk is dan 8% van de gerealiseerde omzet in een boekjaar, vindt geen winstdeling plaats. Als de winst hoger is dan deze 8%, dan wordt van de winst boven de 8%, de helft ter beschikking gesteld voor winstdelingsuitkeringen. De beschikbaar gestelde winst wordt naar rato verdeeld over de uitgekeerde maandsalarissen van de deelnemers waarbij maximaal 15% van het jaarsalaris (12x het maandsalaris) als winstdeling wordt uitgekeerd.
In het Sociaal Plan van Verzekerings Unie is in hoofdstuk 4 het volgende vermeld:
4.1 Aanvulling portefeuilles
(...) Adviseurs kunnen met de invoering van de nieuwe provisieregeling een keuze maken uit diverse specialisaties waarbij zij in aanmerking kunnen komen voor een portefeuille uitbreiding onder de volgende voorwaarden:
Generalist
Deze adviseurs adviseren in alle productgroepen van de Verzekerings Unie en zij beheren een klantportefeuille. (...) De portefeuille wordt aangevuld met klanten op een dusdanige wijze dat de continuatieprovisie met circa 17,5% zal toenemen.
Adviseur niet-complexe producten
Deze adviseurs zijn gespecialiseerd in de zogenaamde niet-complexe leven- en schadeproducten. Werknemers die voor deze portefeuille kiezen komen in aanmerking voor een uitbreiding van de bestaande portefeuille. (...) De portefeuille wordt aangevuld met klanten op een dusdanige wijze dat de continuatieprovisie met circa 35% zal toenemen en minimaal € 80.000,- per jaar zat bedragen.
(...)
4.4 Compensatietoeslag
(...)
Voor alle adviseurs wordt voorafgaand aan de invoering van de nieuwe
provisieregeling een inschatting gemaakt van de consequenties van het nieuwe beleid voor het persoonlijk inkomen van de adviseur. Hierbij zal een prognose van het verschil van tussen het oude en nieuwe beleid opgesteld worden. (...)
Als het nieuwe beloningsbeleid een geprognosticeerde inkomensachteruitgang van meer dan 5% betekent dan wordt het verschil boven deze 5% gedurende een periode van 3 jaar gecompenseerd. Hierbij wordt de volgende staffel gehanteerd: (...)”
3.Beslissing van de kantonrechter
Bovendien is de Verzekerings Unie veroordeeld tot betaling van de variabele beloning op grond van de provisieregeling 2006, met inachtneming van de wijziging per 1 januari 2010 dat voor schadeverzekeringen geen afsluitprovisie wordt toegekend, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig tot een einde komt.
Verzekerings Unie is veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.Beoordeling in hoger beroep
Naar het oordeel van het hof miskent Verzekerings Unie in deze grief dat de rechter de vrije hand heeft bij de selectie van feiten die hij in zijn vonnis weergeeft. Feiten die wel zijn aangedragen door (een van) partijen, maar die niet zijn opgenomen in de feitenopsomming, zullen, voor zover relevant, ook in de beoordeling (moeten) worden betrokken. Dat de kantonrechter gestelde feiten of omstandigheden die niet zijn vermeld in de feitenopsomming niet zou hebben meegewogen voert Verzekerings Unie niet aan, zodat de grief alleen op die grond al strandt.
Cao-2010; [geïntimeerden] lid van De Unie en aldus ‘gebonden’ werknemers?
Naar het oordeel van het hof kan uit het feit dat [geïntimeerden] bij de inleidende dagvaarding e-mailcorrespondentie “tussen De Unie en haar leden” (productie 11) heeft overgelegd niet worden afgeleid dat daarmee werd teruggekomen op de zojuist genoemde expliciete stelling, ook niet waar e-mails van De Unie mede aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] waren gericht. In het overleggen van deze e-mails ligt naar het oordeel van het hof niet het “uitdrukkelijk erkennen” van een stelling van Verzekerings Unie – namelijk de stelling dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] wel lid waren van De Unie – besloten. Net als de kantonrechter komt het hof dan ook tot de conclusie dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] niet, op grond van het bepaalde in artikel 9 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, gebonden zijn aan de in de cao-2010 geregelde wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden.
Reikwijdte incorporatiebeding
Wijzigingsbeding in de Provisieregeling 2006 geldend voor [geïntimeerden]?
Overleg met de or vereist?
Gewijzigde omstandigheden, redelijk voorstel tot wijziging arbeidsovereenkomst?
Met een beroep op het bepaalde in artikel 86a Bgfo, dat (overigens eerst) vanaf 1 januari 2011 (en tot 7 februari 2015) als volgt luidde:
“Een financiële onderneming voert een beleid inzake beloningen dat erop is gericht te voorkomen dat de beloning van degenen die het beleid van de onderneming bepalen of mede bepalen, haar werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder haar verantwoordelijkheid bezighouden met het verlenen van financiële diensten of andere activiteiten leidt tot onzorgvuldige behandeling van consumenten, cliënten of deelnemers.”
betoogt Verzekerings Unie dat het Bgfo ook ziet op de verhouding tussen de werkgever (Verzekerings Unie) en de werknemer ([geïntimeerden]).
Naar het oordeel van het hof ziet Verzekerings Unie eraan voorbij dat [geïntimeerden] het standpunt inneemt dat een vergroting van de door hem te beheren portefeuille met 17,5% tot 35% leidt tot een hogere werkdruk, waarbij hij dat standpunt onderbouwt met de conclusies uit het door hem als productie 2 bij inleidende dagvaarding overgelegde onderzoeksrapport. Verzekerings Unie stelt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij aanpassing van de arbeidsvoorwaarden en dat [geïntimeerden] van deze aanpassing geen of slechts een beperkt nadeel ondervindt. Het ligt dan ook op de weg van Verzekerings Unie om, het verweer van [geïntimeerden] in ogenschouw genomen, deugdelijk te onderbouwen waarom een uitbreiding van de portefeuilles in het kader van de nieuwe provisieregeling niet of slechts in onbetekenende mate leidt tot verhoging van de werkdruk. Die onderbouwing ontbreekt echter. Dat het rapport uit 2006 niet meer relevant zou zijn in 2010, nadat de economische crisis had toegeslagen, heeft Verzekerings Unie onvoldoende toegelicht, zeker niet in het licht van het betoog van [geïntimeerden] dat meer klantencontacten en de in omvang toegenomen regels, waaronder opleidingseisen, tot meer werk leidden voor de buitendienstmedewerkers.
Waar het hier, naar het oordeel van het hof, om gaat is of de bereidheid de portefeuilles van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voorlopig niet te vergroten, ook zou betekenen dat hun inkomens niet (negatief) beïnvloed zouden worden. Dat laatste hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] weersproken: zij hebben aangevoerd dat gelijkblijvende portefeuilles zouden meebrengen dat zij geen aanspraak zouden kunnen maken op de fictieve aanvulling van 15%, zodat een inkomensachteruitgang het onvermijdelijk gevolg zou zijn. Dat laatste heeft Verzekerings Unie niet bestreden zodat daarvan uit gegaan moet worden. Daarmee heeft de kantonrechter dan ook terecht beslist om aan het verweer van Verzekerings Unie op dit punt voorbij te gaan.
Terecht voert [geïntimeerden] aan dat voor een reële vergelijking van de inkomenspositie voor en na de toepassing van de nieuwe provisieregeling de fictieve aanvulling buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat deze tijdelijk wordt toegepast. In dat geval blijkt immers van een aanzienlijke inkomensachteruitgang die alleen op te vangen zou zijn wanneer [geïntimeerden], in de woorden van Verzekerings Unie, “de commerciële kansen hadden benut die zij hadden gekregen”. Het verweer van [geïntimeerden] dat het benutten van die “commerciële kansen” een zeer aanzienlijke extra inspanning zou vergen heeft Verzekerings Unie niet deugdelijk weersproken. Bovendien brengt [geïntimeerden] met recht naar voren dat de langere royementsperiode (de periode waarin royement ten laste van de adviseur zou komen) stellig een inkomen verlagend effect zal hebben, welke omstandigheid Verzekerings Unie niet heeft meegewogen.
Consequenties van al het voorgaande
In het bewijsaanbod van Verzekerings Unie is onvoldoende geconcretiseerd voor welke stellingen bewijs wordt aangeboden; dat geldt in het bijzonder van het aanbod door Verzekerings Unie “haar administratie” over te leggen. Het hof ziet dan ook geen grond voor toelating van Verzekerings Unie tot bewijslevering.
5.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam team kanton, locatie Gorinchem, van 12 december 2011;
- veroordeelt Verzekerings Unie in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden begroot op € 291,-- aan verschotten en € 1.788,-- aan salaris advocaat.