Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 9 februari 2016 (bij vervroeging)
The Greenery B.V.,
KBB Holland B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) KBB is als grote teler van trostomaten eind februari 2012 lid geworden van de coöperatie Coforta U.A.(hierna: Coforta). De Greenery is een 100% dochter van Coforta. KBB heeft zich als lid van Coforta verbonden haar totale productie via de Greenery te verkopen en daarbij door de Greenery voorgeschreven verpakkingsmateriaal (fust) te gebruiken. KBB heeft bij het aangaan van het lidmaatschap verklaard dat zij op de hoogte is van de voorschriften voor telers zoals gesteld in de statuten en reglementen van Coforta en heeft zich hieraan zonder voorbehoud verbonden.
(2.2) Art 12.1, eerste zin van de statuten van Coforta luidt:
“Door toetreding onderwerpen de leden zich aan alle bepalingen van deze statuten en aan alle voorschriften, reglementen en verdere besluiten van de coöperatie.”(…)Artikel 19, eerste zin van de statuten van Coforta luidt:
“Een lid waarvan het lidmaatschap, op welke wijze dan ook, is geëindigd, verliest daardoor terstond alle voor het lid daaraan verbonden rechten.”(…).
(2.3) Sinds 2009 kent de Greenery een regeling omtrent de zogeheten inkoopfustmarge. Deze regeling komt, kort gezegd en voor zover thans van belang, op het volgende neer. De Greenery zet op haar inkoopprijs van fust een opslag. De Greenery brengt de inkoopprijs met deze opslag aan het lid-teler in rekening. Aan het eind van het jaar wordt de totale door de Greenery in rekening gebrachte opslag berekend. Van het aldus verkregen bedrag worden eventuele kosten van incourant fust c.q. fustvernietiging afgetrokken. Dit levert een totaalbedrag op dat in januari van het nieuwe jaar naar rato van het aantal geleverde trostomaten wordt uitgekeerd aan alle telers van de betreffende productgroep. Laatstbedoeld bedrag wordt de ‘inkoopfustmarge’ genoemd.
(2.4) Met ingang van het jaar 2012 geldt de regeling dat het recht op uitkering van een aandeel in de inkoopfustmarge vervalt bij beëindiging van het lidmaatschap van Coforta. In december 2012 heeft de ledenraad van Coforta, na raadpleging van de leden via onder meer een ledenvergadering, besloten die regeling in 2013 te handhaven.
(2.5) Voordat KBB lid werd van Coforta had KBB een eigen fustleverancier, genaamd Karpack, met wie zij afspraken had gemaakt voor 2012 en 2013. KBB wilde deze afspraken met Karpack blijven nakomen. De Greenery heeft hierin bewilligd.
(2.6) In februari 2012 hebben de Greenery en KBB in verband met de toetreding van KBB tot Coforta naast specifieke financiële afspraken ook operationele en praktische afspraken gemaakt. In de e-mail van [A] (Greenery) aan [B] (KBB) van 4 februari 2012 zijn onder het kopje ‘
Financieel’details over de financiële (entree)afspraken weergegeven. Aan het eind van deze e-mail is gewezen op het belang van absolute geheimhouding rondom deze financiële afspraken.
In dezelfde e-mail is onder het kopje ‘
Operationeel en practisch’onder meer vermeld:
“Dozen en opzetten/vergoedingen.Basis van die afspraak is dat de bestaande contractuele afspraken tussen KBB en Carpack gerespecteerd worden, voor in ieder geval 2012 en 2013. KBB houdt, onafhankelijk van de exacte invulling van de afspraken recht op Greenery geldende opzetvergoeding en fustmarge. Afspraak wordt gepland (…). Daar zal met name het inkoopverschil van dozen besproken worden en hoe e.e.a. administratief af te handelen.”(…)Over het jaar 2013 heeft de facturatie van door KBB bij Karpack afgenomen fust plaatsgevonden via de Greenery.
(2.7) Over het jaar 2012 is de regeling omtrent de inkoopfustmarge materieel, evenals bij de andere telers, ook bij KBB toegepast. Omdat in 2012 Karpack al fust had gefactureerd aan KBB, hebben partijen besloten dat in 2012 de facturatie van het aan KBB geleverde fust via Karpack mocht blijven lopen. Dat bracht mee dat de Greenery haar opslag op de inkoopprijs niet via die facturen in rekening kon brengen bij KBB. De Greenery heeft in plaats daarvan na afloop van 2012 alle opslag voor in 2012 geleverd fust in één keer bij KBB in rekening gebracht voor een bedrag van € 178.050,18. Vervolgens heeft de Greenery aan KBB haar pro rato aandeel in de inkoopfustmarge over 2012 uitgekeerd ten bedrage van € 108.609,03.
(2.8) Over het jaar 2013 heeft KBB een bedrag van € 198.656,90 voor fust aan de Greenery betaald. De Greenery heeft berekend dat het aandeel van KBB in de inkoopfustmarge over het jaar 2013 zou uitkomen op € 83.653,23.
(2.9) KBB heeft haar lidmaatschap van Coforta tegen 1 januari 2014 opgezegd. De Greenery heeft, met een beroep op artikel 19 van de statuten van Coforta juncto de sinds 2012 geldende regeling zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.4, geweigerd de inkoopfustmarge over 2013 aan KBB uit te betalen.
De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij betreffen in de kern klachten over het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een (specifieke) overeenkomst in de door haar omschreven zin. Het hof oordeelt als volgt.
Niet in geschil is dat KBB als lid van Coforta in beginsel is gebonden aan de Statuten en overige regelingen, die binnen Coforta (en haar 100% dochter de Greenery) gelden (zie onder meer rechtsoverweging 2.2 van dit arrest). Evenmin is in geschil dat sinds 2009 de regeling van de inkoopfustmarge voor leden (van dezelfde productgroep) bestaat en dat blijkens de sinds 2012 geldende regeling de uitbetaling ervan vervalt bij beëindiging van het lidmaatschap van Coforta. Tot slot staat vast dat over het jaar 2012 de regeling van de inkoopfustmarge is toegepast op KBB en dat KBB dit heeft geaccepteerd.
alle telersvan de productgroep, ook de telers die slechts plastic fust gebruikten. In dit verband wijst het hof nog op rechtsoverwegingen 2.7 en 2.8, waarin de diverse berekeningen zijn vermeld. De omstandigheid dat KBB de berekening van de inkoopfustmarge over 2013 betwist, laat onverlet dat tussen partijen vaststaat dat de hoogte van de feitelijk uit te keren inkoopfustmarge wegens voormelde variabelen minder pleegt te zijn dan de hoogte van de door de telers werkelijk betaalde opslag.
Het standpunt van KBB in deze procedure dat zij recht heeft op teruggave van de totale opslag over 2013 valt niet te rijmen met de gang van zaken over het jaar 2012. Het ging in 2012 immers niet om een verwaarloosbaar bedrag maar om een verschil van bijna
€ 70.000,-- (€ 178.050,18 minus € 108.609,03 = € 69.441,15). De verklaring van de heer Bouwman (van KBB) bij pleidooi dat de verhoudingen toen nog goed waren, overtuigt niet.
Naast deze feitelijke gang van zaken valt in de e-mail van 4 februari 2012 bovendien te lezen:
“KBB houdt (…..) recht op Greenery geldende opzetvergoeding en fustmarge.”Deze passage kan toch moeilijk anders worden gelezen dan dat KBB aanspraak heeft op de voor alle telers geldende inkoopfustmarge, niet een recht op vergoeding van de volledige opslag, zoals KBB bepleit.
“ Basis van die afspraak is dat de bestaande contractuele afspraken tussen KBB en Carpack gerespecteerd worden, voor in ieder geval 2012 en 2013. KBB houdt onafhankelijk van de concrete invulling van de afspraken recht op Greenery geldende opzetvergoeding en fustmarge. Afspraak wordt gepland (…). Daar zal met name het inkoopverschil van dozen besproken worden en hoe e.e.a. administratief af te handelen.”Ook het betoog van de Greenery dat in verband met de reeds bestaande afspraken met Karpack een administratieve regeling is getroffen, is terug te vinden in deze e-mail.
Feitelijk is bovendien over 2013 de facturatie helemaal via de Greenery gelopen (zie slot rechtsoverweging 2.6). Tot slot het beroep van KBB op de in de e-mail van 4 februari 2012 genoemde ‘absolute geheimhouding’. Deze afgesproken geheimhouding heeft blijkens de redactie van de e-mail onmiskenbaar slechts betrekking op de financiële afspraken, terwijl de afspraken waarop KBB zich beroept staan onder het kopje ‘Operationeel en practisch’.
BeslissingHet hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- wijst de vorderingen van KBB af;
- veroordeelt KBB tot betaling aan de Greenery van het bedrag dat de Greenery op grond van voormeld vonnis aan KBB onverschuldigd heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door de Greenery tot aan de dag der volledige terugbetaling door KBB;
- veroordeelt KBB in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van de Greenery tot op heden begroot op € 3.829,-- aan griffierecht en € 4.000,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt KBB in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Greenery tot op heden begroot op € 82,63,-- aan kosten uitbrenging appeldagvaarding,
- bepaalt dat deze proceskosten binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen (terugbetaling met rente, de proceskosten en de rente daarover) uitvoerbaar bij voorraad.