ECLI:NL:GHDHA:2016:1404
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde waarde van een woning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een geschil over de vastgestelde waarde van een woning in Den Haag, die door de heffingsambtenaar op € 189.000 is vastgesteld voor het kalenderjaar 2015. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en is in hoger beroep gegaan nadat de rechtbank zijn beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, onderbouwd door een taxatieverslag en een rapport van een inpandige opname. De belanghebbende voerde aan dat de waarde te hoog was, onder andere vanwege de aanwezigheid van houtrot en houtworm, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste wijze heeft vastgesteld, rekening houdend met vergelijkingsobjecten en de staat van de woning. Het Hof concludeert dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde onjuist is en dat de heffingsambtenaar zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.