Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
- gedurende drie maanden iedere zondag van 14.00 uur tot 18.00 uur;
- vervolgens iedere zondag van 10.00 uur tot 18.00;
- met ingang van 7 september 2015: om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de schoolvakanties en feestdagen,
BEOORDELING
Partijen hebben zeer uiteenlopende standpunten ten aanzien van het gezag en de omgang. Op basis van de thans overgelegde stukken en het verhandelde ter zittingacht het hof zich onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen over het ouderlijk gezag over de minderjarige en de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige.Het voorgaande geeft het hof, zoals ter zitting met partijen besproken en reeds is aangekondigd, aanleiding om de raad voor de kinderbescherming te verzoeken een onderzoek te verrichten naar en advies te geven ten aanzien van de navolgende vragen en het hof daarover schriftelijke te informeren voor de na te noemen pro forma datum (..)
22 oktober 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De voorzieningenrechter heeft de omgangsregeling en het verbeuren van dwangsommen slechts geschorst tot 22 oktober 2015. Na 22 oktober 2015 dient de moeder volgens de voorzieningenrechter onverkort medewerking te verlenen aan de contactregeling en worden, bij niet medewerking, dwangsommen verbeurd. De voorzieningenrechter heeft voorts gesteld dat het hof zich niet expliciet heeft uitgelaten over de vraag of er naar haar oordeel omgang dient te zijn tussen de vader en de minderjarige tijdens het raadsonderzoek. De voorzieningenrechter stelt voorts: “
Met de man is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 15 december 2014 en het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 3 juli 2015, waartegen geen hoger beroep is ingesteld, dienen te worden nageleefd tot een eventueel andersluidend oordeel van het hof. Het hof heeft voornoemde beschikking en vonnis immers in haar tussenbeschikking niet vernietigd, niet gewijzigd en ook geen andere al dan niet voorlopige beslissing gegeven over de omgangsregeling.”(..)
“Van een noodtoestand op grond van de gezondheidssituatie van de vrouw is geen sprake. De vrouw legt immers medische stukken over die al voor het vonnis van 3 juli 2015 bekend waren.“