Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 mei 2016
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- i) de clausule over terugbetaling van de lening bij overdracht van een deel van de portefeuille is opgenomen omdat hij ([geïntimeerde]) zekerheid wilde;
- ii) het vermogen wordt gevormd door de assurantieportefeuille en als een deel daarvan er uit wordt gehaald door een vervreemding, minder zekerheid bestaat dat de lening terugbetaald wordt;
- iii) hij, [geïntimeerde] (het hof begrijpt: in Regius), een assurantiekantoor had en zowel in hypotheken als assurantie bemiddelde;
- iv) de term assurantieportefeuille in de akte van levering (hof: lees de akte) dus zowel op hypotheken als op assurantie ziet.
nietop zowel hypotheken als op assurantie ziet, eens temeer nu de door [Y] overgelegde stukken in tenminste een aantal gevallen een koppeling tussen beide producten doen vermoeden. Die onderbouwing ontbreekt evenwel. De enkele stelling dat een hypotheekportefeuille geen waarde kent (omdat er geen doorloopprovisie in zit zoals bij een assurantieportefeuille, terwijl er wel een zorgplicht en mogelijke aansprakelijkheid aan vast zit) kan niet als voldoende onderbouwing gelden, reeds niet omdat daarbij voorbijgegaan wordt aan de koppeling die tussen beide producten/diensten van het assurantiekantoor kan bestaan. Daar komt bij dat uit de door [Y] overgelegde productie 1 bij memorie van grieven – die de hypotheekportefeuille betreft – blijkt dat kennelijk onder meer betalingen worden verricht die worden aangeduid als “hypotheken – doorloopprovisie” en “hypotheken – doorloop dossiervergoeding”. Dit lijkt veeleer in tegenspraak met zijn hiervoor bedoelde verweer, dan dat dit hierdoor wordt ondersteund. Ook tegen de achtergrond van bijvoorbeeld die productie had een nadere onderbouwing niet mogen ontbreken. Gelet op een en ander gaat het hof er daarom in navolging van [geïntimeerde] van uit dat de term assurantieportefeuille op de totale portefeuille ziet. Overigens zou ook bij een beperkte uitleg van die term, de vervreemding van een deel van de portefeuille voldoende vast staan.
Beslissing
- verstaat dat het geding in conventie wat [X] betreft is geschorst op de voet van art. 29 Fw, zodat het hof hierover geen oordeel kan geven;
- bekrachtigt het bestreden vonnis in conventie ten aanzien van [Y];
- verklaart [X] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het bestreden vonnis in reconventie;
- bekrachtigt het bestreden vonnis in reconventie ten aanzien van [Y];
- wijst af hetgeen [Y] in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd dan in eerste aanleg;
- veroordeelt [Y] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.601,-- aan verschotten en € 2.632,-- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.