In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de curator van Agaf Administratie en Advies B.V. De appellant, die in dienst was bij Agaf, heeft zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd en is vervolgens in dienst getreden bij Kyoto Cooling, een klant van Agaf. Agaf, en later de curator, vorderde dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenissen uit een relatiebeding, dat hem verbiedt om zonder toestemming van Agaf zakelijke banden te onderhouden met bestaande klanten. De curator vorderde onder andere betaling van boetes en schadevergoeding.
De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat [appellant] tekortgeschoten was en veroordeelde hem tot betaling van boetes. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van de eerdere vonnissen en stelt dat hij toestemming had van Agaf om bij Kyoto Cooling in dienst te treden. Hij beroept zich op een brief waarin deze toestemming zou zijn gegeven, maar de curator betwist de echtheid van deze brief. Het hof heeft besloten om een deskundige in te schakelen om de echtheid van de handtekening op de brief te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bewijsvoering van de echtheid van de brief.