ECLI:NL:GHDHA:2016:1308

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
200.168.389/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toerekenbaarheid van tekortkomingen in een relatiebeding en de echtheid van een handtekening

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de curator van Agaf Administratie en Advies B.V. De appellant, die in dienst was bij Agaf, heeft zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd en is vervolgens in dienst getreden bij Kyoto Cooling, een klant van Agaf. Agaf, en later de curator, vorderde dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenissen uit een relatiebeding, dat hem verbiedt om zonder toestemming van Agaf zakelijke banden te onderhouden met bestaande klanten. De curator vorderde onder andere betaling van boetes en schadevergoeding.

De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat [appellant] tekortgeschoten was en veroordeelde hem tot betaling van boetes. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van de eerdere vonnissen en stelt dat hij toestemming had van Agaf om bij Kyoto Cooling in dienst te treden. Hij beroept zich op een brief waarin deze toestemming zou zijn gegeven, maar de curator betwist de echtheid van deze brief. Het hof heeft besloten om een deskundige in te schakelen om de echtheid van de handtekening op de brief te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bewijsvoering van de echtheid van de brief.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.168.389/01
Rolnummer rechtbank : 1241773\ RL EXPL 13-11451

arrest van 17 mei 2016

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.M. Bosscher te Amsterdam,
tegen

mr. J.D. Hartgring,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agaf Administratie en Advies B.V.,
wonende te Zoetermeer,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. D.M. Edelenbosch- Illingworth te Zoetermeer.

Het geding

Voor het verloop van de procedure tot 26 mei 2015 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest is een comparitie van partijen gelast die op 27 augustus 2015 heeft plaatsgevonden. Van de comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de curator een memorie van antwoord in het principaal hoger beroep, memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep genomen. Daarop heeft [appellant] gereageerd bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep. Daarna heeft [appellant] een akte genomen en daarbij producties in het geding gebracht, waarop de curator bij antwoordakte heeft gereageerd. De curator heeft de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1
[appellant] is met ingang van 3 oktober 2006 bij AGAF voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van boekhoudkundig medewerker. Per 3 oktober 2009 is de arbeidsovereenkomst van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
1.2
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is in art. 9.3 een relatiebeding opgenomen en in art. 9.5 een boetebeding.
Art. 9. 3 luidt:
“Het is werknemer verboden om gedurende twee jaar na datum van beëindiging van het dienstverband zonder schriftelijke toestemming van AGAF direct of indirect enige zakelijke of financiële band te onderhouden met bestaande klanten van AGAF of daaraan gelieerde vennootschappen, zulks in de meest ruime zin des woords”.
Art. 9.5 luidt:
“Bij overtreding van een of meer bepalingen van dit artikel verbeurt werknemer aan Agaf een onmiddellijk opeisbare boete van € 1000,- […] voor iedere dag, een dagdeel als een dag gerekend dat de overtreding voortduurt.[…]”
1.3
De arbeidsovereenkomst tussen Agaf en [appellant] is met wederzijds goedvinden geëindigd op 1 mei 2012.
1.4
[appellant] is met ingang van 1 mei 2012 in dienst getreden bij Kyoto Cooling, die op dat moment klant was van Agaf.
1.5
In eerste aanleg heeft Agaf, en nadien: de curator – samengevat en geparafraseerd – gevorderd:
een verklaring voor recht dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit het relatiebeding,
een veroordeling tot betaling van (i) primair: boetes op grond van het boetebeding en (ii) subsidiair: schadevergoedingex art. 6:162 BW , vermeerderd met wettelijke rente,
een veroordeling tot betaling van bedragen ter zake van onterecht betaalde declaraties, vermeerderd met wettelijke rente,
een veroordeling tot nakoming van de verbintenissen uit het relatiebeding onder verbeurte van een dwangsom,
een gebod om concurrerende werkzaamheden bij of ten behoeve van klanten van Agaf te staken en gestaakt te houden onder verbeurte van een dwangsom en
betaling van de proceskosten.
1.6
De arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Kyoto Cooling is per 1 maart 2013 ontbonden.
1.7
De kantonrechter heeft bij vonnis van 17 juli 2013 [appellant] toegelaten te bewijzen dat door Agaf, bij monde van haar directeur [F], voorafgaande aan de op
12 april 2012 en 3 mei 2012 verzonden brieven mondeling of stilzwijgend toestemming is gegeven aan [appellant] om in dienst te treden bij Kyoto Cooling.
1.8
Agaf is op 29 april 2014 in staat van faillissement verklaard met benoeming van
mr. Hartgring tot curator.
1.9
Na bewijslevering heeft de kantonrechter [appellant] niet geslaagd geoordeeld in het leveren van het op hem gelegde bewijs en bij eindvonnis van 14 januari 2015 voor recht verklaard dat [appellant] vanaf 1 mei 2012 toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit het relatiebeding, hem veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.000,-- aan boetes, de proceskosten gecompenseerd, het vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
2. In principaal hoger beroep vordert [appellant] na vermindering van eis de vernietiging van de vonnissen van 17 juli 2013 en 14 januari 2015, het alsnog afwijzen van de vorderingen in eerste aanleg, met een veroordeling van de curator in de proceskosten van beide instanties vermeerderd met de wettelijke rente.
3. In principaal hoger beroep vordert de curator bekrachtiging van de bestreden vonnissen voorzover hij daartegen niet heeft gegriefd, met een proceskostenveroordeling van beide instanties. In incidenteel hoger beroep vordert de curator de veroordeling van [appellant] tot betaling van een boete van € 1.000,-- per dag vanaf 1 mei 2012 tot
1 maart 2013, subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag, met een proceskostenveroordeling in het incidentele hoger beroep.
4. [appellant] stelt met de drie principale grieven dat het hem door Agaf was toegestaan (op 1 mei 2012) bij Kyoto Cooling in dienst te treden. Daartoe beroept [appellant] zich eerst in hoger beroep op een als productie 2 overgelegde brief van 8 februari 2012, waarin onder meer is vermeld:
“Aan de hand van je email en onze bespreking hieronder een samenvatting van hetgene wat we hebben afgesproken in de afgelopen week.
[…]
In dienst treed bij kyotocooling International BV op zijn vroegst per 1 april 2012.
[…]”
Volgens [appellant] is deze brief door hem ondertekend en door de directeur van Agaf, de heer [F] voornoemd. De curator heeft betwist dat de gestelde afspraak is gemaakt en dat de brief authentiek is.
5. Het hof overweegt als volgt.
5.1
Indien deze brief authentiek is levert deze dwingend bewijs op van de wetenschap van Agaf dat [appellant] bij Kyoto Cooling in dienst zou treden (art. 156 leden 1 en 3 Rv jo art. 157 lid 2 Rv). Die wetenschap kan relevant zijn voor de beoordeling van de stelling van [appellant] dat hij van Agaf toestemming had bij Kyoto Cooling in dienst te treden.
5.2
De curator heeft de echtheid van deze brief gemotiveerd betwist zodat het aan [appellant] is die echtheid aan te tonen (art. 159 lid 2 Rv).
5.3
Het hof overweegt een deskundige in te schakelen voor een onderzoek naar de echtheid van de handtekening van de heer [F] onder aan de brief. Voor een dergelijk onderzoek is in de regel nodig dat het origineel van de brief ter beschikking wordt gesteld aan de deskundige, evenals het nodige aan (origineel) vergelijkingsmateriaal. Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of en in hoeverre hij over deze stukken kan beschikken. Het ligt in de rede dat indien het hof daadwerkelijk tot deskundige-onderzoek besluit, [appellant] zal worden belast met de betaling van het voorschot. [appellant] zal zich bij akte mogen uitlaten of hij onder deze omstandigheden deskundige-onderzoek wenst en mag een voorstel doen ten aanzien van de persoon van de deskundige. Voorzover [appellant] niet over bedoelde stukken kan beschikken dient hij aan te geven hoe hij dan denkt bewijs te kunnen leveren van de echtheid van bedoeld stuk.
De curator zal daarop bij akte mogen reageren.
6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het hof:
  • verwijst de zaak naar de rol van vier weken na heden voor het nemen van akte aan de zijde van [appellant] met het doel zoals vermeld in rechtsoverweging 5.3 van dit arrest;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden. M.J. van der Ven en S.R. Mellema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.