Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
grief 1betoogt [appellant] dat sprake is van een voorgewende reden voor het ontslag. Hij voert aan dat de vergunning bij het UWV is verkregen op grond van een dreigend faillissement, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. De werkelijke reden was de wens om de werkmaatschappijen aan NDM te verkopen en daarvoor was een reorganisatie noodzakelijk. [appellant] heeft hiervoor geen concreet bewijs, maar op grond van duiding van de feiten en omstandigheden acht hij het zeer aannemelijk dat de verkoop aan NDM de werkelijke reden voor het ontslag was. Hij meent dat het op de weg van Van Dool Technics ligt om stukken in het geding te brengen die haar ontkenning nader kunnen onderbouwen. In het verlengde hiervan voert [appellant] met
grief 3aan dat de kantonrechter niet voorbij had mogen gaan het de moeilijke bewijspositie van [appellant].
grief 3betoogt – geen aanleiding van Van Dool Technics te verlangen dat zij meer informatie in het geding brengt over de financiële toestand van de werkmaatschappijen, de gang van zaken rondom de ontslagen in 2012 en 2013 en het verloop van de onderhandelingen met NDM.
3.Beslissing
- verwijst de zaak naar de rol van vier weken na heden voor het nemen van akte aan de zijde van Van Dool Technics met het doel zoals vermeld in rechtsoverweging 2.18 van dit arrest;
- houdt iedere verdere beslissing aan.