Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/447824 / HA ZA 13-845
Arrest van 21 april 2015
STICHTING RECHTSHERSTEL MONUMENTENBEZITTERS,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Belastingdienst),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“De Stichting stelt zich ten doel de kwaliteit van overheidsbeleid, overheidsbesluitvorming en regelgeving die van invloed kan zijn op een goede monumentenzorg of die van invloed kan zijn op de rechten en publiekrechtelijke verplichtingen van de kopers en bezitters van monumenten (nader gezamenlijk aangeduid als “monumentenbezitters”), te bewaken en te bevorderen. Daartoe verricht de Stichting de volgende werkzaamheden:a. participatie in het publieke debat, door beïnvloeding van de publieke opinie in relevante aangelegenheden en het organiseren van lobbyactiviteiten;b. de beïnvloeding van processen van politieke besluitvorming en beleidsvorming;c. het in en buiten rechte ageren tegen handelen van particulieren en overheden dat afbreuk kan doen aan een goede monumentenzorg of de belangen van monumentenbezitters kan aantasten, onder andere door het voeren van gerechtelijke procedures ten behoeve van monumentenbezitters, waaronder - doch niet beperkt tot - procedures ten behoeve van monumentenbezitters die een rijksmonument in de zin van de Monumentenwet 1988 hebben verkregen hebben verkregen en te dier zake overdrachtsbelasting hebben betaald in de periode waarbinnen de monumentenvrijstelling uit artikel 15 lid 1 onderdeel p van de Wet op belastingen van rechtsverkeer van gelding was - zulks zowel bij wege van voldoening, alsmede naar aanleiding van een naheffingsaanslag - ten nutte waarvan de stichting de opheffing van het aldus ingetreden vermogensnadeel nastreeft door terugvordering van de betreffende bedragen aan overdrachtsbelasting, dan wel door het vorderen van schadevergoeding; d. voorts al datgene dat met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.”
"
Gezien het tijdstip van haar oprichting is de bestaansreden van de Stichting juist gelegen in het streven naar materieel en immaterieel redres voor een onrechtmatige situatie uit het verleden. Hieruit volgt dat zij met name een ideëel belang heeft bij de erkenning, dat de gewraakte vrijstellingsregeling voorafgaand aan haar oprichting niet door de beugel kon."
Verderop (blz. 24/25) stelt zij:
"
Deze procedure beoogt uitsluitend de verkrijging van een oordeel over de onrechtmatigheid van de monumentenvrijstelling en heeft niet de bedoeling enig besluit aan te tasten dan wel de overheid te dwingen op enig besluit terug te komen."
Tenslotte heeft zij in de memorie van antwoord in incidenteel appel sub 4.3 nog aangevoerd:
"
De Stichting wenst in deze procedure bevestigd te zien krijgen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met internationale verdragen in artikel 15 lid 1 sub p WBR (oud) in het kader van een belastingheffing onderscheid te maken tussen natuurlijke en rechtspersonen."
(i) aan de desbetreffende monumentenbezitters stond een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang ter beschikking om en door het gemaakte onderscheid bij de belastingrechter aan de kaak te stellen; in die rechtsgang konden zij ook de rechtsgeldigheid van de wettelijke regelingen aan de orde stellen op grond waarvan de belasting geheven werd;
(ii) door van die rechtsgang gebruik te maken zou tevens een mogelijk onrechtmatig handelen van de Staat jegens individuele monumentenbezitters aan het oordeel van de rechter onderworpen (kunnen) zijn, zoals mede volgt uit het hierboven onder 1.3 genoemde arrest van het hof;
(iii) als gevolg van een en ander is thans geen ruimte meer aanwezig voor een gerechtelijke actie als de onderhavige, ingesteld door een belangenbehartiger als de Stichting.
De Staat valt in zijn grief het oordeel van de rechtbank aan, dat hij in het kader van de proceskostenveroordeling geen aanspraak kan maken op een vergoeding van de integrale door hem gemaakte proceskosten. De Stichting maakt er bezwaar tegen dat de rechtbank bij de motivering van dat oordeel belang heeft gehecht aan de afloop van een procedure tussen de Stichting Monumenten 6% (hierna: stichting M6) en de Staat.