Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/397698 / HA ZA 12-248
Arrest van 3 februari 2015
MORGAN STANLEY REAL ESTATE INVESTMENT GmbH,
HCI HANSEATIC PROPERTIES INTERNATIONAL GmbH,
PARKLAAN B.V.
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- i) "
- ii)
- iii)
"
Artikel 4 Waarborgsom1. Tot zekerheid van de nakoming van zijn verplichting tot medewerking aan het verlijden van de akte van vestiging van het erfpachtrecht, tot betaling van de grondprijs, alsmede […] is [lees:] Parklaan aan de gemeente een waarborgsom verschuldigd ter hoogte van EUR 250.000,= […]2. De waarborgsom wordt aan [lees:] Parklaan gerestitueerd indien deze aan zijn verplichtingen jegens de gemeente heeft voldaan met dien verstande dat bij het verlijden van de akte van vestiging de helft met het door [lees:] Parklaan verschuldigde zal worden verrekend. Het restant van de waarborgsom wordt gerestitueerd indien de bebouwing is voltooid en een verklaring kan worden afgegeven dat het gebouwde voldoet aan de bepalingen van de bouwvergunning en is opgericht overeenkomstig de verleende bouwvergunning. […]"
"
ARTIKEL 7 Verschuldigdheid van de meerwaarde7.1 Naar aanleiding van een door de erfpachter voorgenomen en door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde wijziging van het gebruik van het perceel grond en/of een wijziging van de opstallen, is de gemeente gerechtigd van de erfpachter de betaling te vorderen van de uit de wijziging voortvloeiende economische meerwaarde van het erfpachtrecht.7.2 Deze meerwaarde wordt berekend door het verschil te nemen van de grondwaarde met het oog op het gewijzigd gebruik en/of de gewijzigde opstallen en die met het oog op het volgens de akte van vestiging toegestane gebruik, respectievelijk de toegestane bebouwing. […]"
Afmetingen overzicht") de datum 24 maart 2006, maar er zijn (ook) tekeningen van (voor zover leesbaar) een latere datum aangehecht. Parklaan heeft deze meetbrief, na de feitelijke realisering van het kantoorgebouw, op 27 september 2007 aan de gemeente verschaft waarna de gemeente op 3 oktober 2007 de restantwaarborgsom aan Parklaan heeft teruggestort.
Meetnorm: NEN 2580" een becijfering van de bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) van het kantoorgebouw, die sluit op 16.693 m2. Bij deze becijfering zijn de begane grond en de verdiepingen 1 tot en met 6 in aanmerking genomen, maar niet de kelderverdieping, waarvan wel een tekening is aangehecht.
[Parklaan]"
[…] levert aan [lees:] HCI, die […] bij deze aanvaardt: het recht van erfpacht (gevestigd voor onbepaalde tijd, waarvan de verplichting tot betaling van de canon voor de duur van de erfpacht is afgekocht) van een perceel grond .[…] te Utrecht …"
Contract of sale") van 28 december 2006 is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
"
9. Assignment of warranties; liability; claims [...](f) [lees:] HCI shall indemnify [lees:] Morgan Stanley from any damages, penalties, fines, losses and costs incurred in relation to, and hold [lees:] Morgan Stanley harmless against any and all claims by: […] (2) the municipality of Utrecht in the event the number of square meters gross floor area exceeds 16,696 m2 as referred to in the agreement of granting leasehold and the General Conditions for the issue of land in leasehold."
Jegens HCI heeft zij haar vordering gebaseerd op de hierboven sub 1.7 geciteerde vrijwaringsbepaling. Jegens Parklaan heeft Morgan Stanley haar vordering gestoeld op een beweerdelijk door HCI aan haar gedane cessie van vorderingen.
- i) "5.2. Morgan Stanley heeft in de hoofdzaak een zelfstandige vordering tegen Parklaan aanhangig gemaakt. De vordering van Morgan Stanley jegens Parklaan is subsidiair, voor zover de door Morgan Stanley gestelde vordering van Morgan Stanley op HCI zou worden afgewezen. Parklaan is daarnaast gedagvaard door HCI in de vrijwaringsprocedure. In die procedure is haar positie die van waarborg voor zover HCI in de hoofdzaak zou worden veroordeeld een bedrag aan Morgan Stanley te betalen. Op grond van artikel 214 Rv heeft Parklaan als waarborg het recht zich te voegen in de hoofdzaak aan de zijde van de gewaarborgde, HCI. Hiertoe is geen rechterlijk verlof nodig; de gewaarborgde kan volstaan met zich stellen in de hoofdzaak. In het onderhavige geval had Parklaan zich reeds gesteld in de hoofdzaak. Zij was immers reeds partij in die hoofdzaak op grond van de door Morgan Stanley tegen haar ingestelde vordering. Parklaan betoogt in de hoofdzaak dat (ook) de vordering van Morgan Stanley tegen HCI moet worden afgewezen. Dit betoog heeft zij bij de comparitie van partijen nader onderbouwd; ook daar was de strekking van haar betoog (mede) dat Morgan Stanley (ook) geen vordering heeft op HCI. Morgen Stanley heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen met name verweer gevoerd tegen de stellingen van Parklaan die (onder andere) strekken tot afwijzing van de vordering van Morgan Stanley tegen HCI. De rechtbank zal Parklaan in de hoofdzaak om die reden dan ook in praktische zin (mede) aanmerken als gevoegde partij aan de zijde van HCI. Dat leidt ertoe dat de stellingen van Parklaan zoals ter comparitie van partijen naar voren gebracht worden geacht (mede) te zijn aangevoerd ten behoeve van het standpunt van HCI, erop neerkomend dat Morgan Stanley geen vordering heeft op HCI omdat de navordering van de gemeente Utrecht ongegrond is. Door de voeging maken deze stellingen van Parklaan immers onderdeel uit van het feitenbestand in de hoofdzaak en vormen zij (mede) het onderwerp van de rechterlijke oordeelsvorming in de hoofdzaak. Tegen deze achtergrond zal de primaire vordering van Morgan Stanley jegens HCI worden beoordeeld."
- ii) "5.9 De (tussen)conclusie op basis van hetgeen onder 5.3 tot en met 5.8 is overwogen is dat Morgan Stanley het in artikel 9f sub 2 van koopovereenkomst II overeengekomen vorderingsrecht (alleen) kan inroepen tegen HCI. Daarmee komt de rechtbank toe aan beoordeling van de vraag of dit vorderingsrecht in de omstandigheden van dit geval bestaat."
- iii) "5.11. Nu vast staat dat Morgan Stanley jegens HCI een beroep kan doen op de vrijwaring [zoals hierboven sub 1.7 aangehaald], rijst de vraag of sprake is van een claim van de gemeente Utrecht waarvoor HCI Morgan Stanley dient te vrijwaren. HCI heeft gesteld dat dat niet het geval is en dat de gemeente Utrecht geen recht had op een nadere canonbetaling.
- iv) "5.13. Morgan Stanley heeft aangevoerd dat de gemeente Utrecht op terechte gronden aanspraak maakte op een nadere canonbetaling. Volgens Morgan Stanley had de gemeente Utrecht recht op betaling van de erfpachtcanon gebaseerd op de bruto vloeroppervlakte conform de NEN 2580-norm. De berekening van Basalt, op grond waarvan Parklaan met de gemeente Utrecht heeft afgerekend, is niet uitgevoerd overeenkomstig die norm, aldus Morgan Stanley. Dat heeft er volgens Morgan Stanley toe geleid dat de gegevens in de meetbrief verstrekt door Parklaan onjuist waren, waardoor Parklaan te weinig canon heeft betaald.
- v) "5.14. Voor de beantwoording van de vraag of de claim van de gemeente Utrecht gegrond was, is het volgende van belang. De tussen de gemeente Utrecht en […] Parklaan […] gesloten intentieovereenkomst […] bepaalt dat de grondprijs, “zijnde de afkoop van het erfpachtcanon”, is vastgesteld op
- vi) "5.17. De conclusie van het voorgaande is dat Morgan Stanley geen betaling op grond van artikel 9f sub 2 van het door haar aan de gemeente Utrecht betaalde bedrag door HCI kan verlangen. Een andere grondslag ontbreekt. […]"
- vii) "5.19. Bij de akte van cessie [opgemaakt tussen Morgan Stanley, HCI en Parklaan] zijn wèl de rechten voortvloeiend uit de leveringsakte, waarbij het recht van erfpacht door Parklaan aan HCI is geleverd, overgedragen aan Morgan Stanley. Deze leveringsakte bepaalt dat de erfpacht voor onbepaalde tijd is gevestigd en dat de erfpachtcanon voor de duur van de erfpacht is afgekocht. Voor zover het standpunt van Morgan Stanley is dat zij vanwege deze bepaling in de leveringsakte een vordering op Parklaan heeft terzake het ten processe bedoelde metrageverschil, passeert de rechtbank dat standpunt. Op dezelfde overwegingen als weergegeven in 5.14 en 5.15 van dit vonnis, oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de erfpachtcanon niet is afgekocht. Ook in zoverre ontbreekt dus een grondslag voor de vordering van Morgan Stanley op Parklaan."
- viii) "5.22. HCI heeft een vordering tegen Parklaan c.s. ingesteld indien en voor zover HCI in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot betaling van het door Morgan Stanley gevorderde. Uit hetgeen in de hoofdzaak is overwogen vloeit voort dat HCI niet zal worden veroordeeld tot enige betaling aan Morgan Stanley. Derhalve komt de vordering in de vrijwaringszaak niet in aanmerking voor toewijzing. De vordering zal worden afgewezen."
- Het hof zal eerst de grieven van Morgan Stanley bespreken.
- i) In de erfpachtakte is de grondprijs (die tevens is beschouwd als afkoop van de periodieke canon) bepaald op het product van het aantal m2-s bvo en een bedrag van € 635,- per m2. Daarbij is voorlopig uitgegaan van 16.696 m2 bvo en de verkrijgende partij, Parklaan, diende de juistheid van dit aantal te bevestigen door overlegging van een gecertificeerde meetbrief.
- ii) Parklaan heeft daartoe de meetbrief van Basalt aan de gemeente gezonden. Deze becijfert de bvo op 16.693 m2, een minimaal verschil met de bvo, genoemd in de erfpachtakte. De gemeente kon aanstonds uit de meetbrief opmaken dat de kelderverdieping niet in de becijfering was betrokken. De aangehechte tekeningen maken dat duidelijk. Dat is kennelijk voor de gemeente geen reden geweest om een aangepaste meetbrief te verlangen of anderszins een voorbehoud te maken.
- iii) De gemeente heeft korte tijd na ontvangst van de meetbrief aan Parklaan de (restant)-waarborgsom terugbetaald. Zoals Parklaan terecht heeft aangevoerd, moet redelijkerwijs worden uitgegaan van een daadwerkelijke controle van de meetbrief door de gemeente, zodat de terugbetaling te beschouwen is als een erkenning van de gemeente dat Parklaan aan haar verplichtingen uit de erfpachtakte heeft voldaan. De grondprijs was daarmee definitief bepaald (zie het citaat uit de erfpachtakte hierboven onder 1.1 sub (ii)) en de erfpachtcanon dus daadwerkelijk afgekocht. In verbinding hiermee kan geconstateerd worden dat in die akte mede door de gemeente is verklaard dat de canon voor de duur van de erfpacht is afgekocht en dat de gemeente – kennelijk op voorhand – aan Parklaan kwijting verleent voor de betaling van "
- iv) De gemeente kon later slechts onder specifieke omstandigheden een verhoging van de grondprijs/canon verlangen, namelijk in de gevallen die zijn genoemd in artikel 7 van de AV 1989, zoals aangevuld bij artikel D. sub 3 van de erfpachtakte. Deze gevallen worden erdoor gekenmerkt dat er na de uitgifte in erfpacht van het perceel een fysieke wijziging van de bebouwing of het gebruik daarvan is opgetreden. Niet gesteld of gebleken is dat na de uitgifte in erfpacht een uitbreiding van het aantal, bij de uitgifte volgens de bouwtekeningen voorziene, m2-s bvo tot stand is gebracht of anderszins een wijziging van de bebouwing is gerealiseerd. In zoverre kon de gemeente dan ook geen aanspraak maken op een aanvullende betaling.
- v) Tussen partijen is gedebatteerd over de vraag of in de periode na de levering van het erfpachtrecht aan Morgan Stanley in die zin een wijziging van het gebruik is opgetreden dat een aantal autoparkeerplaatsen op maaiveldhoogte (waarvan vaststaat dat de ondergrond ervan ook door de gemeente niet als bvo is en kan worden aangemerkt) in gebruik is genomen voor andere doeleinden. Voor zover de gemeente op grond hiervan een aanvullende betaling zou kunnen verlangen, beroepen HCI en Parklaan zich er evenwel terecht op dat zij met dit gewijzigde gebruik, dat zou hebben plaatsgevonden nadat zij het erfpachtrecht aan Morgan Stanley hadden overgedragen, niet van doen hebben en een hierop gebaseerde aanvullende betaling voor rekening van Morgan Stanley moet blijven.
- vi) Behoudens het sub (v) overwogene moet het er in dit geding dan ook voor gehouden worden dat de gemeente geen rechtsgrond had om van Morgan Stanley een aanvullende betaling van € 191.310,68 te verlangen en mitsdien dat Morgan Stanley dit bedrag onverschuldigd aan de gemeente heeft voldaan.
- vii) Bij gebreke van een op goede gronden steunende betaling kan Morgan Stanley geen verhaal daarvoor nemen op HCI en/of Parklaan.
- viii) Ten overvloede overweegt het hof nog dat hetgeen de rechtbank overwogen heeft met betrekking tot de gevolgtrekkingen die kunnen worden verbonden aan het gebruik van de term "kantoor" in de intentieovereenkomst tussen Parklaan en de gemeente, een bevestiging vormt van de conclusies waartoe het hof in het voorgaande is gekomen. Voor zover nodig verenigt het hof zich met die overwegingen van de rechtbank en neemt het deze overwegingen hier over.
In de proceskosten zijn de nakosten begrepen. Het onderhavige arrest vormt mede een titel voor de invordering van de nakosten (ECLI:NL:HR:2010: BL1116). In de hierna opgenomen proceskostenveroordeling begroot het hof slechts de kosten, die tot deze uitspraak gevallen zijn.
Beslissing
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt Morgan Stanley in de proceskosten in het door haar ingestelde hoger beroep, tot deze uitspraak begroot op:
- verklaart HCI niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde beroep;
- veroordeelt HCI in de proceskosten in het door haar ingestelde beroep, tot deze uitspraak aan de zijde van Parklaan c.s. begroot op € 1.316,- voor salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.