ECLI:NL:GHDHA:2015:66

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
200.109.012-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake consumentenkoop van een keuken met geschil over betaling en levering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Keukenconcurrent Nederland B.V. inzake een consumentenkoop van een keuken. De appellant heeft een keuken gekocht voor € 6.800, maar de levering en montage zijn problematisch verlopen. De keuken is op 27 april 2011 grotendeels geleverd, maar niet gemonteerd. De appellant heeft de volledige koopprijs betaald, maar er waren problemen met de levering van een combimagnetron en een beschadigd aanrechtblad. Keukenconcurrent heeft opslagkosten in rekening gebracht, wat door de appellant als onredelijk bezwarend werd betwist. De rechtbank heeft in eerste aanleg de appellant veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 7.220, vermeerderd met rente en kosten. In hoger beroep heeft de appellant de vernietiging van het vonnis gevorderd, maar het hof oordeelt dat de grieven van de appellant falen. Het hof bevestigt dat de verplichting tot betaling bij aflevering expliciet was overeengekomen en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De grieven van de appellant worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.109.012/01
Zaaknummer rechtbank : 1107575 \ CV EXPL 11-7472

arrest van 3 februari 2015

inzake

[appellant],

wonende te Leiden,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. W.G.H. Janssen te Leiden,
tegen

Keukenconcurrent Nederland B.V.,

gevestigd te Waaldijk,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Keukenconcurrent,
advocaat: mr. T.J. van Veen te Ede.

Het geding

Bij arrest van 16 oktober 2012 is een comparitie van partijen gelast die niet is gehouden. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Keukenconcurrent de grieven bestreden.
Vervolgens heeft Keukenconcurrent de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 11 april 2012 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1.
[appellant] heeft van Keukenconcurrent een keuken gekocht voor een bedrag van € 6.800,--. Op de op 1 december 2010 ondertekende koopovereenkomst is, voor zover relevant, vermeld:
“Montage ter waarde van € Gratis (...)
Betalingsvoorwaarde: uiterlijk bij aflevering dient het volledige aankoopbedrag te
worden voldaan. (...)
De CBW-algemene voorwaarden, (...) maken deel uit van de koopovereenkomst.
Opdrachtgever verklaart door middel van ondertekening de tekst van deze voorwaarden te hebben ontvangen.
Lever- en/of montageweek 07/2011”.
De CBW-voorwaarden zijn afgedrukt op de achterzijde van de koopovereenkomst.
Artikel 9 van deze voorwaarden luidt:
“Opslag van zaken
Ingeval de overeengekomen zaken na aanbieding tot levering op de afgesproken
leverdatum niet worden aanvaard, anders dan wegens gebrekkige levering dan wel
omdat de afnemer de zaken niet wil aanvaarden, zal de ondernemer binnen een
redelijke termijn een tweede levering doen. De ondernemer is na weigering dan wel
na tweede levering gerechtigd opslagkosten en eventuele verdere aantoonbare
schade en redelijke kosten aan de afnemer in rekening te brengen.”
1.2.
Op 15 februari 2011 is er telefonisch contact geweest tussen Keukenconcurrent en [appellant], waarbij is afgesproken dat de levering van de keuken aan [appellant] niet in week 7 zou plaatsvinden maar in week 10, en wel op 11 maart 2011. Op 10 maart 2011 is er wederom telefonisch contact geweest, met als gevolg dat de levering op 11 maart 2011 niet is doorgegaan en is verplaatst naar week 16 van 2011.
1.3.
Op 27 april 2011 is de keuken – grotendeels – geleverd maar niet gemonteerd. [appellant] heeft bij aflevering een bedrag van € 6.800,-- overgemaakt naar Keukenconcurrent en een schermafdruk van deze overschrijving aan Keukenconcurrent overhandigd. Vanwege een beschadiging aan het aanrechtblad heeft Keukenconcurrent dit blad weer mee terug genomen. Ook heeft Keukenconcurrent een combimagnetron niet geleverd, omdat [appellant] een bedrag van € 655,-- als vergoeding voor opslag- en transportkosten niet wilde betalen.
1.4.
[appellant] heeft een nieuwe aanrechtblad op 2 mei 2011 opgehaald bij
Keukenconcurrent en de keuken, later, door een derde partij laten monteren.
1.5.
Keukenconcurrent heeft de combimagnetron op 2 mei 2011 opnieuw aan Van der
Wel aangeboden, tegen betaling van € 655,--. [appellant] is hier niet op ingegaan.
1.6.
Keukenconcurrent heeft [appellant] op 3 mei 2011 een e-mail gestuurd waarin zij
schrijft de betaling van € 6.800,00 niet ontvangen te hebben, omdat deze gedaan is
vanaf een G-rekening, waarmee het niet mogelijk is bedragen aan haar over te
maken. Om die reden is de betaling door de bank ongedaan gemaakt. Zij verlangt in deze e-mail dat [appellant] het bedrag van € 6.800,-- betaalt voor 4 mei 2011 om 17.00 uur. Keukenconcurrent meldt voorts de combimagnetron alsnog te zullen leveren als het restantbedrag van € 655,--, zijnde de transport- en opslagkosten, is ontvangen. De betaling is uitgebleven.
1.7.
Namens Keukenconcurrent is [appellant] bij brieven van 12 mei 2011 en 14 juni
2011 gesommeerd een bedrag van € 7.455,--, vermeerderd met buitengerechtelijke
kosten en wettelijke rente, te betalen.
1.8.
Keukenconcurrent heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 7.455,--, buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente, een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
1.9.
De kantonrechter heeft [appellant] bij vonnis van 11 april 2012 veroordeeld tot betaling van (i) een hoofdsom € 7.220,--, te weten de koopsom van de keuken en opslag- en transportkosten, (ii) met wettelijke rente vanaf 27 mei 2011, (iii) buitengerechtelijke kosten aan de zijde van Keukenconcurrent van € 700,-- en betaling van de proceskosten.
2. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het vonnis, en alsnog afwijzing van de vorderingen van Keukenconcurrent, met veroordeling van Keukenconcurrent in de proceskosten in beide instanties.
3. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling als volgt.
4. Tussen partijen geldt een koopovereenkomst, waarbij een keuken door Keukenconcurrent aan [appellant] is verkocht voor een bedrag van € 6.800,--. Op deze koopovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
5. Met grief I betoogt [appellant] dat hij niet op grond van
"de algemene voorwaarden"gehouden was de keuken bij levering te betalen, nu de algemene voorwaarden onleesbaar zijn en een beding met de strekking dat er bij aflevering dient te worden betaald onredelijk bezwarend is.
6. Deze grief faalt.
6.1.
De verplichting om bij aflevering - per pin - te betalen is expliciet tussen partijen overeengekomen. Dat volgt uit de koopovereenkomst, waarin dit handgeschreven, als de uit drie mogelijkheden gekozen betalingswijze is vermeld. Deze betalingswijze volgt dus niet - uitsluitend - uit de CBW-voorwaarden.
6.2.
Daar komt bij dat een beding uit algemene voorwaarden dat bij een consumentenkoop verplicht tot betaling bij levering niet onredelijk bezwarend is. Een dergelijk beding stemt immers overeen met art. 7:26 lid 2 BW. Vernietiging van art. 11 lid 1 van de CBW-voorwaarden die een dergelijke verplichting kent, is dus niet aan de orde.
6.3.
Voor zover met grief I wordt betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de CBW-voorwaarden van toepassing zijn en niet vernietigbaar zijn op grond van art. 6:233 sub b BW, is dat onvoldoende onderbouwd. Het hof verenigt zich met
r.o. 3.2 van het bestreden vonnis.
6.4.
Wat [appellant] in de toelichting op grief I verder aanvoert leidt niet tot een ander oordeel.
7. Met grief III stelt [appellant] dat hij geen enkele betalingsverplichting heeft omdat de keuken slechts ten dele is geleverd. Volgens [appellant] zijn de combi-oven en de keukenkast niet geleverd, was het keukenblad beschadigd en heeft hij - het hof begrijpt: - een nieuw en onbeschadigd keukenblad zelf bij Keukenconcurrent moeten ophalen en heeft hij de keuken door een derde laten plaatsen, omdat Keukenconcurrent dit had nagelaten. Betaling dient volgens [appellant] slechts te geschieden voor een levering die overeenkomt met hetgeen gekocht is.
8. Het hof begrijpt de grief als dat wordt gesteld dat er geen opeisbare vordering van Keukenconcurrent is nu er niet volledig is geleverd. Deze grief faalt op dit punt.
8.1.
[appellant] stelt dat Keukenconcurrent heeft nagelaten een keukenkastje aan hem te leveren. In r.o. 3.10 van het bestreden vonnis is geoordeeld dat tijdens de comparitie is gebleken dat het verweer dat de keuken niet compleet geleverd was
"enkel nog betrekking heeft op de combimagnetron". Weliswaar staat het [appellant] vrij in hoger beroep zijn stellingen aan te passen en aan te vullen, maar niet is toegelicht waarom de kwestie van het keukenkastje nu anders dan ter comparitie opnieuw naar voren wordt gebracht. [appellant] had een nadere toelichting mogen worden verwacht, temeer nu niet door hem is gesteld dat en waarom genoemde rechtsoverweging onjuist is. Daar komt bij dat, ook als juist zou zijn dat het betreffende kastje niet is geleverd, dit [appellant] in redelijkheid nog geen opschortingsrecht geeft voor de betaling van het gehele verschuldigde bedrag (art. 6:52 lid 1 BW). Dat [appellant] de betaling gedeeltelijk heeft opgeschort, dan wel had willen opschorten, is gesteld noch gebleken. Het hof gaat dan ook voorbij aan de stelling dat een keukenkastje niet is geleverd.
8.2.
In r.o. 3.10 van het bestreden vonnis is geoordeeld dat Keukenconcurrent zich met betrekking tot de levering van de combimagnetron terecht heeft beroepen op een opschortingsrecht. Hiertegen is geen grief gericht, zodat dit oordeel in hoger beroep vast staat. Overigens verenigt het hof zich met dit oordeel van de rechtbank en de gronden waar het op berust en maakt deze tot de zijne.
8.3.
Keukenconcurrent heeft gesteld dat zij meerdere malen heeft aangeboden het keukenblad na te leveren en de keuken op een later tijdstip, wanneer de oude keuken zou zijn verwijderd alsnog te monteren. Dit is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist.
9. Om de redenen hiervoor in r.o. 8.1 tot en met 8.3 genoemd, alsmede omdat gesteld noch gebleken is dat Keukenconcurrent in gebreke is gesteld ten aanzien van de gestelde tekortkomingen, faalt grief III ook op het punt van de beweerde wanprestatie en schadeplichtigheid van Keukenconcurrent.
10. Grief II richt zich tegen het oordeel dat het Keukenconcurrent vrij stond om opslagkosten in rekening te brengen. [appellant] stelt zich op het standpunt dat het hem vrij stond de levering van de keuken af te blazen, dan wel te weigeren, nu bij die levering bleek dat de keuken niet compleet was. Volgens [appellant] heeft hij bewust een schijnbetaling verricht - door te betalen vanaf de g-rekening in de verwachting dat die betaling vanwege de blokkade op een dergelijke rekening ongedaan zou worden gemaakt - omdat hij geen vertrouwen had in een goede levering en de werknemers van Keukenconcurrent eerst bereid waren te leveren als er een betaling zou zijn gedaan. Volgens [appellant] is het
"de omgekeerde wereld"als hij in het ongelijk wordt gesteld en de CBW-voorwaarden van toepassing blijven.
11. Het hof kan [appellant] niet volgen in zijn redenering/denktrant. Deze werpt in ieder geval geen ander, relevant licht op wat de rechtbank in r.o. 3.7 over de opslagkosten heeft geoordeeld. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en de gronden waarop het berust. Grief II faalt.
12. In hoger beroep is door [appellant] geen bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat voorbij aan zijn bewijsaanbiedingen in eerste aanleg nu de door hem gestelde feiten, indien deze worden bewezen, niet tot een ander oordeel leiden.
12. De grieven falen en daarmee ook het hoger beroep. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Keukenconcurrent in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden van 11 april 2012;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Keukenconcurrent tot op heden begroot op € 666,-- aan griffierecht en € 632,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.J. van der Ven en S.R. Mellema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.