In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, namelijk 4191,9 gram, op 30 januari 2014 te Rotterdam. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 januari 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdediging overwogen, waaronder het verweer dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs door het niet tijdig geven van de cautie.
Het hof heeft vastgesteld dat de politieambtenaren de controlebevoegdheden op juiste wijze hebben uitgeoefend en dat er geen sprake was van een vormverzuim. De verdachte had tijdens de controle zenuwachtig gereageerd en had impliciet erkend dat er mogelijk drugs in de auto lagen. Het hof oordeelde dat de cautie tijdig was gegeven en dat er geen onherstelbaar vormverzuim was. Uiteindelijk heeft het hof de eerdere veroordeling vernietigd, het bewezen verklaarde als strafbaar aangemerkt en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.