ECLI:NL:GHDHA:2015:623

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
22-000490-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan woningoverval met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval. De overval vond plaats op 20 april 2013 in Vlaardingen, waarbij de slachtoffers in hun woning werden overmeesterd door meerdere personen. Eén van de slachtoffers werd bedreigd met een namaakvuurwapen en beiden werden gedwongen om naar de kluis in de woning te gaan. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Het hof heeft de rol van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat zijn bijdrage aan de overval niet voldoende was voor een veroordeling voor medeplegen, maar wel voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoeding toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de impact van de overval op hun leven. De verdachte is ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan gedragsinterventies en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000490-14
Parketnummer: 10-810193-13
Datum uitspraak: 20 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1971,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur va 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en gedragsinterventies. Voorts is er beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) (geld)kluis en/of autopapieren en/of zonnebrillen en/of sieradendoosje en/of sieraden en/of een horloge (merk Rolex, inclusief 'echtheids'-certificaat) en/of een etui en/of een portemonnee en/of een of meer pasjes en/of rijbewijs en/of geld (dollarbiljetten), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) benaderen van [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
- zich opdringen aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) naar/tegen de grond werken van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( met kracht) rukken/trekken van een ketting van de nek/hals van die [benadeelde partij 1] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij 1] en/of
- ( met kracht) beethouden/vasthouden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] om naar zijn/haar/hun woning, gelegen aan de [adres], te gaan en/of deze woning te betreden en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen, althans in de nabijheid van, het hoofd/lichaam van die [benadeelde partij 1] te houden en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] om in voornoemde woning de kluisruimte en/of een of meer andere kamers te betreden en/of
- vastbinden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Ik schiet je kapot" en/of "Waar is de sleutel" en/of "Waar is het geld" "Als hij niet in één keer opengaat dan schiet ik je kapot" en/of "Doe het gordijn dicht" en/of "Plat liggen" en/of "Heb je plakband";
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of één of meer medeverdachte(n), op of omstreeks 20 april 2013 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen (een) (geld)kluis en/of autopapieren en/of zonnebrillen en/of sieradendoosje en/of sieraden en/of een horloge (merk Rolex, inclusief `echtheids’-certificaat) en/of een etui en/of een portemonnee en/of een of meer pasjes en/of rijbewijs en/of geld (dollarbiljetten), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer van zijn medeverdachte(n),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) benaderen van [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
- zich opdringen aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) naar/tegen de grond werken van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( met kracht) rukken/trekken van een ketting van de nek/hals van die [benadeelde partij 1] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij 1] en/of
- ( met kracht) beethouden/vasthouden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] om naar zijn/haar/hun woning, gelegen aan de [adres], te gaan en/of deze woning te betreden en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen, althans in de nabijheid van, het hoofd/lichaam van die [benadeelde partij 1] te houden en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] om in voornoemde woning de kluisruimte en/of een of meer andere kamers te betreden en/of
- vastbinden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: “Ik schiet je kapot” en/of “Waar is de sleutel” en/of “Waar is het geld” en/of “Als hij niet in één keer opengaat dan schiet ik je kapot” en/of “Doe het gordijn dicht” en/of “Plat liggen” en/of “Heb je plakband”;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 april 2013 te Vlaardingen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte 1] en/of één of meer van diens mededader(s) met een auto te vervoeren naar (de omgeving van) de plaats des misdrijfs en/of
- ( daarna) met die/een auto te staan wachten op die [medeverdachte 1] en/of één of meer van diens mededader(s) en/of
- ( daarna) met die/een auto met (daarin) die [medeverdachte 1] en/of een of meer van diens mededader(s) weg te rijden/vluchten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen als volgt.
Uit de stukken en uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de rol van de verdachte bestond uit het met de auto vervoeren van een medeverdachte naar de omgeving van de woning van de slachtoffers, het daar op de parkeerplaats in die auto blijven wachten tijdens het plegen van de diefstal met geweld en het daarna met die auto de medeverdachten helpen vluchten.
Het hof is van oordeel dat, mede in aanmerking nemende de uitspraak van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474), bij deze feitelijke gang van zaken niet gesproken kan worden van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten dat ten aanzien van de verdachte gesproken kan worden van het “plegen door twee of meer verenigde personen” als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Immers, het drietal hiervoor genoemde handelingen vormen alle gedragingen die het door een ander begaan van een misdrijf bevorderen en vergemakkelijken en derhalve alle met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2629, NJ 2011/341). Bij gebrek aan overige bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld aangaande afspraken rond de onderlinge taakverdeling of het (volwaardig) meedelen in de buit achteraf, is het hof van oordeel dat verdachtes bijdrage – net – niet voldoende significant en wezenlijk is om van medeplegen te kunnen spreken.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
N.N.[medeverdachte 1] en/of één of meer medeverdachte(n),op
of omstreeks20 april 2013 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft
/hebbenweggenomen
(een) (geld)kluis en/ofautopapieren en
/ofzonnebrillen en
/ofeensieradendoosje en
/ofsieraden en
/ofeen horloge
(merk Rolex, inclusief `echtheids’-certificaat)en
/ofeen etui en
/ofeen portemonnee en
/of een of meerpasjes en
/ofeenrijbewijs en
/ofgeld (dollarbiljetten
), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer van zijn medeverdachte(n),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/of aan (een)andere deelnemer
(s
)van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
-
(onverhoeds
)benaderen van [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2]
en
- zich opdringen aan die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of
- ( met kracht)
beetpakken/vastpakken van die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of
- ( daarbij) naar
/tegende grond werken van die [benadeelde partij 1]
en/of [benadeelde partij 2]en
/of
- ( daarbij) (vervolgens) tonen
/voorhoudenvan
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of
-
(met kracht
) rukken/trekken van een ketting van de nek
/halsvan die [benadeelde partij 1] en
/of
- ( daarbij) (vervolgens) duwen
/drukkenvan
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij 1] en
/of
-
(met kracht) beethouden/vasthouden van die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of
-
(daarbij)dwingen
/gebiedenvan die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] om naar zijn
/haar/hunwoning, gelegen aan de [adres], te gaan en
/ofdeze woning te betreden en
/of(daarbij)
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen
, althans in de nabijheid van,het hoofd
/lichaamvan die [benadeelde partij 1] te houden en
/of
-
(daarbij) dwingen/gebieden van die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] om in voornoemde woning de kluisruimte
en/of een of meer andere kamers te betreden en
/of
- vastbinden van die [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of
- aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: “Ik schiet je kapot” en
/of“Waar is de sleutel” en
/of“Waar is het geld” en
/of“Als hij niet in één keer opengaat dan schiet ik je kapot” en
/of“Doe het gordijn dicht” en
/of“Plat liggen” en
/of“Heb je plakband”;
bij en
/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 april 2013 te Vlaardingen opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofopzettelijk gelegenheid
,enmiddelen
en/of inlichtingenheeft verschaft door
- die
[medeverdachte 1] en/of één of meer van diens mededader(s)met een auto te vervoeren naar (de omgeving van) de plaats des misdrijfs en
/of
- ( daarna) met die
/eenauto te staan wachten op die
[medeverdachte 1] en/of één of meer van diens mededader(s)en
/of
- ( daarna) met die
/eenauto met
(daarin
)die
[medeverdachte 1]en
/of een of meer vandiens mededader
(s
)weg te rijden/vluchten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de verdachte en zijn raadsman aangevoerd dat de verdachte van tevoren niet op de hoogte was van het plan om de woning te overvallen en dat hij derhalve buiten zijn medeweten om is gebruikt als chauffeur bij deze overval. De verdachte is – zo is door en namens de verdachte betoogd - met de door hem aangeduide [medeverdachte], op diens verzoek, rond 11 uur ‘s avonds vanuit Rotterdam naar Vlaardingen gereden omdat [medeverdachte] daar iets op moest halen. De verdachte heeft zijn auto tussen twee flatgebouwen geparkeerd, waarna [medeverdachte] is uitgestapt en weggelopen. De verdachte is in de auto op hem blijven wachten. Vervolgens kwam [medeverdachte] terug met twee, voor de verdachte onbekende, jongens die ook in de auto stapten. Terwijl de verdachte terugreed naar Rotterdam en hij zag dat een politieauto hem een stopteken gaf, schreeuwden [medeverdachte] en de andere twee mannen tegen de verdachte dat hij door moest rijden en bedreigden ze hem door (vermoedelijk) een wapen in de zij van de verdachte te drukken. De verdachte was daardoor zo bang dat hij niet anders kon reageren dan te doen wat hem werd opgedragen en daarom – kort samengevat - te pogen weg te vluchten voor de politie. De verdachte heeft niet eerder dan ter terechtzitting in eerste aanleg deze verklaring afgelegd omdat hij vreest voor represailles van [medeverdachte], die ook weet waar zijn kinderen op school zitten, of van diens medeverdachten. De verdediging heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met de rechtbank overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt niet alleen vast dat de verdachte, als gesteld, eerst ter terechtzitting in eerste aanleg het hiervoor weergegeven alternatieve scenario heeft aangedragen, maar voorts dat hij dit verweer niet heeft onderbouwd. Verdachte heeft in ieder geval geen enkel nader verifieerbaar detail naar voren gebracht, noch kenbare pogingen daartoe ondernomen. Zo heeft de verdachte niets meer over de genoemde [medeverdachte] verklaard dan dat hij [medeverdachte] kent uit de buurt en hem vaak tegenkomt bij de school van zijn kinderen, een
chillplek van [medeverdachte], en dat [medeverdachte] te vinden zou kunnen zijn op het plein nabij die school. Een achternaam, adres of telefoonnummer van die [medeverdachte] heeft de verdachte niet genoemd noch heeft hij een duidelijk signalement van hem gegeven. Ook anderszins heeft de verdachte geen enkel aanknopingspunt geboden om genoemd alternatieve scenario te kunnen verifiëren.
De door de verdachte geschetste gang van zaken waarbij hij op verzoek van een hem relatief onbekende man, op zaterdagavond rond 23.00 uur naar Vlaardingen zou zijn
gereden en vervolgens in de auto op hem is blijven wachten tot na 01.00 uur (het tijdstip van de overval) ligt naar het oordeel van het hof niet voor de hand, maar is ook niet aannemelijk gelet op het navolgende. Als het juist zou zijn dat de verdachte wegvluchtte voor de politie omdat hij in de auto werd bedreigd door [medeverdachte] en de andere twee hem onbekende inzittenden, is niet goed te begrijpen dat hij op het moment dat hij door de politie uit deze benarde positie werd bevrijd, niet direct heeft aangegeven dat hij zojuist uitsluitend onder dwang, en vermoedelijk zelfs onder bedreiging van een vuurwapen, de auto als vluchtauto heeft laten fungeren. De hieromtrent ook in hoger beroep gestelde vragen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof niet bevredigend beantwoord. De enkele hieromtrent door de verdachte aangevoerde omstandigheid dat de verdachte bang zou zijn voor [medeverdachte] en de andere twee mannen en daarom dit scenario niet eerder heeft aangedragen, stelt het hof als onaannemelijk terzijde. De verdachte heeft immers niettegenstaande die aangevoerde angst aanvankelijk gezwegen en vervolgens vrijwel direct bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte] naar Vlaardingen was gereden omdat [medeverdachte] daar iets moest halen. Kennelijk was de verdachte op dat moment niet bang om [medeverdachte] – nota bene de enige waarvan verdachte stelt dat deze hem wel bekend was - tegenover de politie te benoemen en hem op die manier uitdrukkelijk bij de zaak te betrekken. Het verweer rond het geschetste alternatieve scenario wordt gelet op het voorgaande dan ook als onaannemelijk verworpen.
Het hof acht in het verlengde daarvan ook de verklaring van verdachte dat hij niet van tevoren op de hoogte was van de overval ongeloofwaardig. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het hof de verklaring van de verdachte ook op andere onderdelen die zijn visie in dit opzicht zouden moeten kunnen ondersteunen ongeloofwaardig acht. Zo heeft de verdachte verklaard niet te hebben gezien dat [medeverdachte] en de jongens spullen bij zich hadden toen ze (weer) in zijn auto stapten en niet te hebben gemerkt dat er tijdens de autorit diverse voorwerpen uit de auto zijn gegooid. De auto is evenwel, mede blijkens de zich in het dossier bevindende foto’s, een personenauto van gemiddeld formaat. Blijkens diverse processen-verbaal van bevindingen stond uitsluitend het raampje van de bijrijder naast hem open, waaruit de voorwerpen – onder andere een
big shopperen een schilderij - derhalve naar buiten moeten zijn gegooid, zodat het hof het hoogst onwaarschijnlijk acht dat de verdachte dit alles niet zou hebben opgemerkt.
Terzijde wijst het hof er nog op dat ook uit verdachtes eigen verklaring kan worden opgemaakt dat hij de aangevers kende, wist waar zij woonden, alsmede dat zich een kluis bevond in de woning van een van hen. De verdachte heeft kort voor de overval zelfs nog bij een familielid van een van de aangevers geïnformeerd hoeveel geld er in de kluis zat.
Gelet op al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte tevoren wetenschap heeft gehad over de op handen zijnde woningoverval en, gelet op zijn gedragingen, daaraan medeplichtig is geweest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is betrokken geweest bij een woningoverval. De slachtoffers werden bij het uit de lift stappen in hun woningcomplex overmeesterd door meerdere personen. Hierbij kreeg één van de slachtoffers een namaakvuurwapen op zijn hoofd gezet. Beide slachtoffers werden naar de woning van één van hen geleid waar de kluis moest worden opengemaakt. De slachtoffers zijn niet alleen bedreigd met verbaal geweld, maar ook zijn zij buitengewoon hardhandig en agressief aangepakt – waaronder de plaatsing op het hoofd van één van de slachtoffers met een nepvuurwapen, en zijn zij aan handen en voeten vastgebonden geweest. De overvallers hebben bij dit alles verschillende waardevolle goederen buitgemaakt.
De verdachte en zijn mededaders hebben door dit handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen tevens onvoorstelbaar veel angst aangejaagd. Deze traumatische gebeurtenis heeft grote emotionele invloed gehad op de slachtoffers. De overval vond plaats in de woning van één van hen, bij uitstek een plek waar de slachtoffers zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Angst heeft het leven van de slachtoffers nadien nog overheerst. Zoals volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen hebben zij nog lange tijd slaapproblemen en angstgevoelens gehad, en heeft één van de slachtoffers zich ten gevolge van de genoemde daad onder behandeling moeten stellen voor psychische klachten. De verdachte heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft daarbij de eventueel ernstige gevolgen van de daad voor de slachtoffers voor lief genomen. Het hof overweegt hierbij dat de verdachte een week voor de overval heeft geholpen met het tillen van de kluis in de desbetreffende woning, en door zijn daarop volgende betrokkenheid bij de overval een grove inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen dat door één van de slachtoffers, nota bene familie van de verdachte, in hem is gesteld.
Voorts overweegt het hof dat feiten als de onderhavige in de regel in de samenleving zorgen voor heftige gevoelens van angst en onveiligheid.
Het hof rekent dit alles de verdachte zeer ernstig aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
17 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – zij het langer geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 22 juni 2013, opgesteld door de heer R. Du Pree. Hierin is onder andere vermeld dat de verdachte tot 2007 te kampen heeft gehad met ernstige gokproblemen waaruit schulden zijn voortgevloeid. Voorts kent de verdachte een instabiel leefpatroon en heeft hij geen eigen huisvesting en inkomen. Het ontbreekt de verdachte volgens het rapport aan adequaat doortastend vermogen om zijn leefsituatie te kantelen, en hij heeft last van impulsieve agressieve neigingen bij oplopende ruzies, dan wel wanneer hij zich onheus bejegend voelt. Voorts is de verdachte gevoelig voor externe negatieve beïnvloeding en weet hij de daaruit voortvloeiende gevolgen niet goed te overzien. De reclassering adviseert gelet op de bevindingen aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, gedragsinterventie en een locatiegebod.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Mede gelet op het rapport van de reclassering is het hof van oordeel dat de na toe noemen bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dienen te worden verbonden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 17.900,42.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep gevoegd en in hoger beroep is deze vordering derhalve aan de orde tot een bedrag van € 17.900,42.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.123,15 materiële schade is geleden. Het betreft de posten rijbewijs
(€ 59,05), gouden ketting (€ 1.000,-) en identiteitskaart (€ 64,10). Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 6.623,15 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 34.220,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep gevoegd en in hoger beroep is deze vordering derhalve aan de orde tot een bedrag van € 34.220,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 4.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardighedentraining en een arbeidsvaardighedentraining, aangeboden door Reclassering Nederland, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens Reclassering Nederland aan de verdachte zullen worden gegeven.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.623,15 (zesduizend zeshonderddrieëntwintig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.123,15 (duizend honderddrieëntwintig euro en vijftien cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals de mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële- en materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.623,15 (zesduizend zeshonderddrieëntwintig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.123,15 (duizend honderddrieëntwintig euro en vijftien cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
62 (tweeënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover een of meer van de mededaders heeft of hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële- en materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover een of meer van de mededaders voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals de mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover een of meer van de mededaders heeft of hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover een of meer van de mededaders voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. T.L. Tan en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2015.
mr. T.L. Tan is buiten staat dit arrest te ondertekenen.