ECLI:NL:GHDHA:2015:617

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
200.136.551
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een docent naar een hogere functie in het kader van de regeling versterking salarismix en de zorgvuldigheidseisen bij functionerings- en beoordelingsgesprekken

In deze zaak gaat het om de bevordering van [appellant], een docent bij Stichting ROC Mondriaan, naar de functie van basisdocent LCb in het kader van de regeling versterking salarismix. [appellant] was in dienst bij Mondriaan sinds 2001 en voldeed aan de criteria voor promotie, maar werd in 2011 niet voorgedragen voor bevordering vanwege een onvoldoende beoordeling van zijn functioneren. Na een aantal procedurele stappen, waaronder een advies van de Interne Geschillencommissie Arbeidsvoorwaarden, heeft het hof geoordeeld dat Mondriaan niet zorgvuldig genoeg heeft gehandeld bij de beoordeling van [appellant]. Het hof heeft vastgesteld dat de beoordeling van 30 oktober 2012, waarin [appellant] voldoende werd beoordeeld, leidde tot de conclusie dat hij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 bevorderd moest worden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Mondriaan tot betaling van het bij de functie van LCb docent behorende salaris, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Tevens werd Mondriaan veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.136.551/01
Zaaknummer rechtbank : 1250519/13-6419
Arrest van 31 maart 2015
inzake
[appellant],
wonende te Monster,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.J. Blok te Wateringen (gemeente Westland),
tegen
Stichting ROC Mondriaan,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Mondriaan,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Het verdere verloop van het geding
1. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 10 december 2013, waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast. Op 27 maart 2014 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Voorafgaand aan de comparitie heeft [appellant] de producties 2 tot en met 6 aan Mondriaan en het hof doen toekomen. Het proces-verbaal van de zitting bevindt zich bij de stukken. Vervolgens heeft [appellant] een memorie van grieven tevens inhoudende een akte vermeerdering / wijziging van eis met producties genomen. Mondriaan heeft bij memorie van antwoord tevens akte uitlating vermeerdering van eis de grieven en de vermeerderde eis bestreden. Daarna heeft [appellant] een akte met producties genomen, waarop Mondriaan bij antwoordakte heeft gereageerd. Ten slotte hebben partijen opnieuw arrest gevraagd.
Feiten
2. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken, dan wel op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde producties staan in hoger beroep de volgende feiten vast.
2.1 Mondriaan is een organisatie die zich bezighoudt met het verzorgen van opleiding en onderwijs. [appellant], geboren op 14 september 1955, is op 22 januari 2001 bij Mondriaan in dienst getreden in de functie van basisdocent, functieniveau LB 10 volgens de CAO Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie.
2.2 In 2009 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s (verder: “de regeling versterking salarismix”) ingevoerd, op grond waarvan docenten die in de hoogste salarisschaal LB 12 zitten, zoals [appellant], naar de hogere salarisschaal van de functie van basisdocent LC kunnen promoveren als zij aan bepaalde, door de onderwijsinstelling vast te stellen promotiecriteria voldoen. Deze criteria zijn voor docenten bij Mondriaan vastgesteld bij besluit van het College van Bestuur van Mondriaan van 24 mei 2011 met instemming van de Ondernemingsraad en luiden, voor zover in dit geding van belang, als volgt:
Algemene criteria zijn:
-
in vaste dienst,
-
een hbo-opleiding met diploma afgerond,
-
bevoegd of geschikt verklaard.
Verder is voorwaardelijk dat betrokkene
1.
onderwijs verzorgt met taken op LB-niveau,
2.
op het maximum van schaal LB (LB12) zit,
(…)
3.
minimaal voldoende beoordeeld is op zijn/haar functioneren,
De beoordeling van het functioneren wordt gebaseerd op een beoordeling die niet langer dan twee jaar voor de promotiedatum is vastgesteld.
Ziekteverzuim heeft een opschortende werking op de beoordeling van het functioneren in het kader van de salarismix en daarmee op de promotie.
De voldoende beoordeling dient breed alle aspecten van de beoordeling van het functioneren te betreffen.
4.
(…)
(…)
5.
breed inzetbaar is:
-
want is BIO-bekwaam (competentieprofiel Mondriaan)
-
want is aantoonbaar inzetbaar in minimaal drie onderwijstaakgebieden
-
want is naar het oordeel van de leidinggevende bekwaam in minimaal één vakgebied anders dan de bevoegdheid-/geschiktheidsverklaring,
Onderwijstaakgebieden zijn: doceren, studieloopbaanbegeleiding, BPV-begeleiding, coaching, intake, examinering, afnemen assessments.
Aantoonbaar = in de afgelopen vijf jaar gedurende minimaal 1 jaar, overeengekomen middels de jaartaakbrief, ingezet op elk taakgebied.
6.
(…)
7.
(…)”
2.3 Op 8 juni 2011 heeft een functioneringsgesprek tussen [appellant] en zijn toenmalige leidinggevende de heer [leidinggevende A] (verder: [leidinggevende A]) plaatsgevonden. Bij dat gesprek heeft [leidinggevende A] het functioneren van [appellant] als onvoldoende beoordeeld.
2.4 Op 20 juni 2011 heeft tussen [appellant] en [leidinggevende A] een beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Dit gesprek werd gevoerd in het kader van de vraag of [appellant] voldeed aan de onder 2.2 bedoelde criteria voor promotie onder de regeling versterking salarismix. Tijdens dat gesprek is aan [appellant] medegedeeld dat hij niet voor promotie zou worden voorgedragen omdat hij niet aan alle criteria voldeed. Op een formulier “Verklaring bevordering naar LC-schaal (LC-basisdocent)” gedateerd op diezelfde dag heeft [leidinggevende A] ten aanzien van alle onder 2.2 genoemde criteria aangekruist dat [appellant] daaraan voldoet, behalve het criterium “is minimaal voldoende beoordeeld op het functioneren”, waarbij [leidinggevende A] het vakje “nee” heeft aangekruist.
2.5 [appellant] heeft daarop per e-mail van 22 juni 2011 (productie 7 bij de inleidende dagvaarding) een aantal procedurele en inhoudelijke bezwaren (productie 5 bij de inleidende dagvaarding) tegen de gesprekken van 8 juni 2011 en 20 juni 2011 en de uitkomst daarvan aangevoerd.
2.6 Bij brief van 22 september 2011 heeft de heer [directeur], directeur Beheer en Organisatie domein Zakelijke Dienstverlening bij Mondriaan, aan [appellant] bevestigd dat [appellant] niet wordt bevorderd in de zin van de regeling versterking salarismix.
2.7 Kort na het functionerings- en beoordelingsgesprek is [appellant] ziek geworden. In de periode 1 december 2011 tot en met 1 november 2012 is hij gere-integreerd bij het cluster Hotel en Management onder leidinggevende [leidinggevende B] (verder: [leidinggevende B]).
2.8 [appellant] heeft een bezwaar ingediend bij de Interne Geschillencommissie Arbeidsvoorwaarden tegen het besluit van Mondriaan hem niet voor te dragen voor promotie in het kader van de regeling versterking salarismix. De Interne Geschillencommissie Arbeidsvoorwaarden heeft in haar advies van 7 maart 2012 onder meer overwogen:

Overwegingen:
(…)
Naar het oordeel van de Commissie heeft de werkgever niet aannemelijk kunnen maken dat het functioneringsgesprek voldoet aan de eisen die de regeling functioneren en beoordelen daaraan stelt.
Voorts is niet komen vast te staan dat de samenvattingen van de lesbezoeken door klager zijn geaccordeerd of althans hem hebben bereikt. Gezien het te late moment waarop de verslagen in de procedure zijn ingebracht door de werkgever, zal de commissie deze daarom in haar overwegingen buiten beschouwing laten.
De regeling salarismix is niet voorzien van waarborgen, zoals wel het geval is in de regeling functioneren en beoordelen, met name in het geval van de noodzakelijke beoordeling tot doorgroei in de laatste salaristreden binnen de geldende schaal. Wel is de mogelijkheid aangegeven – bij voldoende middelen – dat bij een beoordeling op het voldoen aan de criteria van de salarismix in het volgende jaar alsnog een positieve uitslag tot stand komt.
In het dossier is geen formele negatieve beoordeling van klager opgenomen. Dit klemt te meer daar de werkgever aangeeft al langere tijd niet tevreden te zijn over het functioneren van klager.
Gelet op het belang van een zorgvuldige uitvoering van de regeling salarismix, welk belang voor klager minstens zo groot is als het belang van de beoordeling in het kader van doorgroei naar de laatste treden binnen de salarisschaal, is de commissie van oordeel dat de werkgever in redelijkheid niet tot het genomen besluit van afwijzing van bevordering in het kader van de salarismix heeft kunnen komen.
De functioneringsgesprekken van 15 december 2010 en 8 juni 2011 bieden daartoe onvoldoende grond, mede erop gelet dat ten aanzien van het laatste gesprek in voor klager nadelige zin is afgeweken van de geldende procedure.
(…)

5.Oordeel

De commissie acht de klacht gegrond.

6.Aanbevelingen

De commissie adviseert om alsnog op de wijze als is vastgelegd in de regeling functioneren en beoordelen tot een beoordeling te komen in de zin van de promotiecriteria salarismix punt 3 (…), waarbij een eventuele positieve beoordeling heeft te werken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011, zijnde de datum waarop de bevordering voor de daarvoor in aanmerking komende personeelsleden is ingegaan.
Tevens adviseert de commissie tot vernietiging van het functioneringsverslag van 8 juni 2011 nu niet door de werkgever is aangetoond dat het onderliggende gesprek volgende de geldende regels is gevoerd.
2.9
Bij brief van 29 mei 2012 heeft Mondriaan – voor zover in hoger beroep nog van belang – aan de advocaat van [appellant] geschreven:

Aangezien de beoordeling van uw cliënt nog niet heeft plaatsgevonden, zal dit alsnog moeten gebeuren om op basis van de promotiecriteria te kunnen worden bevorderd. Daarbij is het College van Bestuur van oordeel dat uw cliënt middels de gegeven aanwijzingen en aangeboden scholingen voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om tot het moment waarop hij wordt beoordeeld alsnog aan de gestelde functioneringseisen te voldoen. Zoals wij in onze eerdere brief hebben aangegeven zal uw cliënt in geval van een positieve beoordeling met terugwerkende kracht worden bevorderd per 1 januari 2011.
2.1
De leidinggevende van [appellant] bij het cluster Horeca, [leidinggevende B], heeft op 30 oktober 2012 een formulier beoordelingsgesprek ingevuld. Op dat formulier is achter “Eindbeoordeling van de functievervulling” een kruisje gezet in het vakje dat correspondeert met de score “voldoende”. Op alle afzonderlijke beoordelingscriteria scoort [appellant] op dat formulier voldoende of goed, met dien verstande dat bij het criterium “Theoretische kennis eigen vakgebied” een kruisje is gezet zowel in het vakje dat correspondeert met de score “voldoende” als in het vakje dat correspondeert met de score “onvoldoende”. Bij het laatstbedoelde kruisje is als toelichting geschreven: “3F examen niet behaald”. Tevens heeft [leidinggevende B] op het formulier geschreven:
“[appellant] is hier als rekendocent binnengekomen. Eis CvB is om 3F examen te halen. 3F is ws te hoog niveau. Jacq heeft aangegeven dat [appellant] niet aan niv 4 studenten les mag geven zonder dit examen voldoende behaald te hebben. Wat dit betreft is theoretische vakkennis te laag. Maar op andere gebieden zou [appellant] dit goed kunnen.”
En voorts:
“de eis 3F rekenen is niet behaald doch de vakkennis van algemeen rekenen en economische vakken is aanwezig.”
Een eveneens op 30 oktober 2012 door [leidinggevende B] geschreven stuk bevat verder de volgende passages:
“- [appellant] heeft als uitvoerend LB docent voldoende gefunctioneerd. Ik heb geen klachten van klassen gekregen. Hij heeft op 2F niveau rekenen gegeven.
(…)
- Ik denk dat [appellant] nog een grote stap moet maken naar LC docent. (…)”
2.11
Per 1 november 2012 is [appellant] weer gaan werken bij Handel, waar hij ook voor zijn ziekte werkzaam was.
2.12
Op 7 januari 2014 heeft [appellant] alsnog het examen voor het 3F rekendiploma met succes afgelegd.
2.13
Mondriaan heeft [appellant] per 1 januari 2014 bevorderd tot LC-basisdocent in het kader van de regeling versterking salarismix.
Beoordeling
3. [appellant] heeft Mondriaan in rechte betrokken en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat hij sinds 1 januari 2011 is gepromoveerd en werkzaam is in de functie van basisdocent LCb (opmerking hof: in de stukken wordt wisselend gesproken van basisdocent LC en basisdocent LC
b; het hof begrijpt dat daarmee hetzelfde wordt bedoeld). Tevens vorderde [appellant] betaling van het bij zijn functie van basisdocent LCb behorende achterstallige salaris vanaf 1 januari 2011 ad € 3.871,- bruto én mogelijke salarisverhogingen totdat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, wettelijke rente en kosten. De kantonrechter heeft deze vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat het ondeugdelijk zijn van de beoordeling van 20 juni 2011 niet automatisch leidt tot de door [appellant] gewenste bevordering, maar dat daarvoor een nieuwe beoordeling nodig is. Die beoordeling heeft, aldus de kantonrechter, plaatsgevonden op 30 oktober 2012 maar die beoordeling is onvoldoende voor de bevordering van [appellant]. Tegen laatstgenoemde beslissing richt [appellant] in hoger beroep zijn grieven. [appellant] stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat Mondriaan hem met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 had moeten bevorderen naar de functie van basisdocent LCb. [appellant] beroept zich hiertoe op het advies van de Interne Geschillencommissie Arbeidsvoorwaarden (zie onder 2.8), de brief van Mondriaan van 29 mei 2012 (zie onder 2.9) en de beoordeling van 30 oktober 2012 (zie onder 2.10).
4. Mondriaan brengt daartegen in dat de beoordeling op 30 oktober 2012 niet alle aspecten van de functieverantwoordelijkheden betrof. Allereerst verrichtte [appellant] op dat moment een andere passende functie op een andere locatie van Mondriaan, waarbij zijn inzet was beperkt tot het vak rekenen, aldus Mondriaan (memorie van antwoord onder 18). Daarnaast blijkt uit die beoordeling niet dat [appellant] breed inzetbaar was, zo betoogt Mondriaan verder. Bovendien heeft [appellant] volgens Mondriaan niet aangetoond dat hij naar het oordeel van zijn leidinggevende bekwaam was in minimaal één vakgebied anders dan het vakgebied waarvoor [appellant] bevoegd was (memorie van antwoord onder 23). Daarbij komt nog, aldus Mondriaan, dat [appellant] door het ontbreken van een vereist rekendiploma ook op zijn eigen vakgebied slechts zeer beperkt inzetbaar was: blijkens de beoordeling van 30 oktober 2012 was [appellant] twee keer gezakt voor het examen voor het vak rekenen.
5. Het hof oordeelt als volgt. Door de regeling versterking salarismix ontstond de mogelijkheid voor LB docenten die aan de daarvoor gestelde criteria voldeden, (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2011 door te stromen naar de functie van LC docent met het bijbehorende hogere salaris. Eén van die criteria was een voldoende beoordeling op het functioneren (zie onder 2.2). Zoals ook de Interne Geschillencommissie Arbeidsvoorwaarden heeft overwogen, had [appellant] groot belang bij een zorgvuldige uitvoering van de regeling salarismix, en dus bij een zorgvuldige beoordeling of hij aan de criteria voldeed.
6. Gelet op het onder 5 overwogene diende Mondriaan, zeker na het onder 2.8 weergegeven oordeel van de Geschillencommissie, met de nodige voortvarendheid en zorgvuldigheid te zorgen voor een correcte beoordeling van het functioneren van [appellant] zodra dat, na zijn afwezigheid wegens ziekte, weer mogelijk was. Daarbij diende Mondriaan [appellant] duidelijk te informeren wat er in haar visie nodig was voor een promotie met terugwerkende kracht. Mondriaan heeft in haar brief van 29 mei 2012 aan [appellant] geschreven dat hij in geval van een positieve beoordeling met terugwerkende kracht zou worden bevorderd per 1 januari 2011. Zonder nadere informatie of toelichting van de kant van Mondriaan mocht [appellant] er dan vanuit gaan dat een voldoende beoordeling op de locatie c.q. het cluster waar hij op dat moment werkzaam was (Hotel en Management), zou leiden tot die bevordering met terugwerkende kracht en dat Mondriaan geen aanvullende eisen zou stellen.
7. De beoordeling van 30 oktober 2012, zoals weergegeven onder 2.10, moet naar het oordeel van het hof in het licht van het onder 5 en 6 overwogene worden beschouwd als een voldoende beoordeling. De “eindbeoordeling van de functievervulling” is voldoende. Op alle afzonderlijke beoordelingscriteria scoort [appellant] op dat formulier voldoende of goed, behalve dat hij bij het criterium “Theoretische kennis eigen vakgebied” naast een voldoende tevens een onvoldoende scoort die ziet op het niet behaald hebben van het rekendiploma 3F, hetgeen volgens de toelichting op het formulier een door het College van Bestuur gestelde voorwaarde zou zijn. Mondriaan heeft echter onvoldoende toegelicht waarom het niet behaald hebben van dat diploma in de weg stond aan de promotie naar LCb-docent, terwijl dat gegeven de beoordelaar [leidinggevende B] niet ervan heeft weerhouden de eindbeoordeling van de functievervulling als voldoende aan te merken. Mondriaan heeft niet, althans onvoldoende, gesteld om te kunnen vaststellen dat het beschikken over het genoemde diploma (ten aanzien van [appellant]) een functie-eis was. Evenmin is gebleken dat [appellant] door Mondriaan erover was ingelicht dat het niet behalen van dat diploma een beletsel zou zijn voor een voldoende beoordeling.
8. Dat [appellant] op de locatie waar hij ten tijde van de beoordeling op 30 oktober 2012 werkzaam was, feitelijk niet breed werd ingezet, doordat hij zich daar uitsluitend met lesgeven in rekenen bezighield, waardoor de beoordeling van [leidinggevende B] van 30 oktober 2012 niet het aspect van de brede inzetbaarheid betrof, kan Mondriaan in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet aanvoeren als belemmering voor het voldoen aan de promotievoorwaarden. Zonder nadere informatie van de kant van Mondriaan mocht [appellant] er na de brief van 29 mei 2012 van uitgaan dat een voldoende beoordeling bij het cluster Hotel en Management tot bevordering met terugwerkende kracht zou leiden en behoefde hij er geen rekening mee te houden dat zijn werkzaamheden bij dat cluster, ook indien voldoende beoordeeld, hoe dan ook geen basis zouden kunnen vormen voor een beoordeling in het kader van de regeling versterking salarismix. Dat [appellant] niet breed inzetbaar was, blijkt overigens niet uit de beoordeling van 30 oktober 2012. Op het formulier “Verklaring bevordering naar LC-schaal (LC-basisdocent) van 20 juni 2011 (zie onder 2.4) heeft [leidinggevende A] ten aanzien van het criterium brede inzetbaarheid aangekruist dat [appellant] daaraan voldoet. In het licht van een en ander heeft Mondriaan tegenover de gemotiveerde stellingen van [appellant] ten aanzien van zijn brede inzetbaarheid ook onvoldoende toegelicht dat [appellant] niet breed inzetbaar was.
9. Gelet op het onder 5 tot en met 8 overwogene diende Mondriaan [appellant] op basis van de beoordeling van 30 oktober 2012 en overeenkomstig haar toezegging in de brief van 29 mei 2012 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 in het kader van de regeling versterking salarismix tot LCb docent te bevorderen en dienovereenkomstig te belonen. De grieven van [appellant] slagen in zoverre en het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
Met Mondriaan (memorie van antwoord onder 16) gaat het hof er vanuit dat [appellant] zich in hoger beroep niet langer op het standpunt stelt dat hij bij gebreke van een deugdelijk beoordelingsgesprek of functioneringsgesprek automatisch is bevorderd. Ook als dat anders zou zijn, zou de vordering niet toewijsbaar zijn; het hof deelt het (door [appellant] ook niet met een grief bestreden) oordeel van de kantonrechter dat de ondeugdelijkheid van de beoordeling van 20 juni 2011 er niet automatisch toe leidt dat [appellant] per 1 januari 2011 is gepromoveerd tot LCb docent. Voor de benoeming van [appellant] in de functie van basisdocent LCb is derhalve een beslissing van Mondriaan noodzakelijk; de omstandigheid dat [appellant] aan alle functievereisten voldoet, betekent niet dat hij deze functie automatisch al heeft verkregen.
[appellant] vordert verder betaling van het salaris vanaf 1 januari 2011 welk salaris behoort bij de functie van basisdocent LCb ad € 3.871,- bruto en mogelijke salarisverhogingen totdat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie. Deze vordering is gelet op het in de eerste volzin van deze rechtsoverweging overwogene toewijsbaar. Het hof ziet aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging over deze salarisbetalingen toe te wijzen met ingang van 30 oktober 2012, zijnde de datum waarop [appellant] voldoende werd beoordeeld; vanaf dat moment was derhalve sprake van vertraging in de betaling van het loon, omdat Mondriaan [appellant] op dat tijdstip met terugwerkende kracht had moeten bevorderen (en belonen). Het hof ziet aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De gevorderde wettelijke rente zal om de hiervoor genoemde reden eveneens worden toegewezen vanaf 30 oktober 2012; deze is overigens niet bestreden. De hoogte van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 850,- komt gelet op de bij de inleidende dagvaarding overgelegde correspondentie niet onredelijk voor en zal daarom eveneens worden toegewezen.
10. In hoger beroep vordert [appellant] na vermeerdering van eis tevens schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [appellant] legt aan deze vordering ten grondslag dat als direct gevolg van de onzorgvuldige beoordeling van 20 juni 2011 sprake is geweest van een lange periode van arbeidsongeschiktheid en inactiviteit zijnerzijds. Het hof zal deze vordering afwijzen, omdat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat Mondriaan jegens hem een onrechtmatige daad heeft gepleegd en dat zijn ziekte het gevolg daarvan is.
11. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Mondriaan worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Den Haag) van 13 augustus 2013 en opnieuw recht doende:
  • veroordeelt Mondriaan om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 aan [appellant] te betalen het bij de functie van LCb docent behorende salaris van € 3.871,- bruto per maand met eventuele sinds die datum opgetreden salarisverhogingen totdat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd, onder overlegging van een bruto/netto specificatie, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging vanaf 30 oktober 2012 en te vermeerderen met de wettelijke rente over een en ander vanaf 30 oktober 2012;
  • veroordeelt Mondriaan om aan [appellant] te vergoeden de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 850,- exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit arrest tot aan de dag der algehele betaling;
  • veroordeelt Mondriaan om aan [appellant] terug te betalen hetgeen [appellant] op grond van het vernietigde vonnis, aan Mondriaan heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling tot de dag der algehele (terug)betaling;
  • veroordeelt Mondriaan in het geding in beide instanties, aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg begroot op € 213,- voor griffierecht en € 400,- voor salaris gemachtigde en wat betreft het hoger beroep op € 299,- aan griffierecht, € 101,89 voor explootkosten en € 2.235,- voor salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M. Wattendorff, C.A. Joustra en S.R. Mellema en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2015.