ECLI:NL:GHDHA:2015:566

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
200.117.409-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep loonvordering en redelijk aanbod bij gewijzigde omstandigheden in arbeidsrelatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter van 14 augustus 2012, waarin een loonvordering van [appellant] werd toegewezen. [appellant], geboren in 1948, was werkzaam als chauffeur bij Connexxion Taxi Services en had een dienstverband van 22 uur per week. Na een periode van arbeidsongeschiktheid en een geschil over de werkzaamheden die hij moest verrichten, heeft Connexxion de loonbetaling opgeschort. Het hof heeft vastgesteld dat Connexxion geen goede reden had om de loonbetaling te stoppen, omdat [appellant] op basis van een eerdere afspraak alleen als chauffeur van een personenauto zou werken en niet op een minibus. Het hof oordeelt dat Connexxion niet voldoende heeft aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden waren die een andere inzet van [appellant] rechtvaardigden. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] tot betaling van achterstallig loon toe, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Connexxion wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.117.409/01
Rolnummer Rechtbank : 878585 / 09-19898

Arrest van 24 maart 2015

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.C. Kerkhoven te Den Haag,
tegen

Connexxion Taxi Services,

gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Connexxion,
advocaat: mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht.

Het geding

1. Bij exploot van 13 november 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het op 14 augustus 2012 door de rechtbank, sector kanton, locatie Den Haag (hierna: de kantonrechter) tussen partijen gewezen (eind)vonnis. Bij memorie van grieven zijn tegen dat vonnis twaalf grieven opgeworpen, die alle bij memorie van antwoord tevens houdende memorie van eis in het incidenteel beroep (met producties) zijn bestreden. Connexxion heeft daarbij negen incidentele grieven aangevoerd, die [appellant] bij memorie van antwoord op eis in het incidenteel appel (met producties) heeft weersproken.
[appellant] heeft arrest gevraagd, onder overlegging van een vijftal ordners met stukken. Deze ordners bevatten – in schijnbaar willekeurige volgorde – processtukken en producties uit de diverse procedures die partijen inmiddels tegen elkaar hebben gevoerd. Voor zover deze stukken geen deel uitmaken van het procesdossier in eerste aanleg, dan wel op voldoende kenbare wijze in hoger beroep in het geding zijn gebracht, maken zij geen deel uit van het procesdossier in de onderhavige zaak en heeft het hof hiervan geen kennis genomen.

Beoordeling van het hoger beroep

In het principaal en incidenteel appel
2. In het tussenvonnis van 4 januari 2011 heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, noch in principaal, noch in incidenteel appel,
zodat die feiten tussen partijen vast staan. Het hof zal van die feiten uitgaan en daarbij zelf nog feiten vaststellen. Samengevat gaat het om het volgende.
- [appellant], geboren op [datum] 1948, is op basis van een schriftelijke arbeids-
overeenkomst op 1 mei 2002 bij Connexxion in dienst getreden in de functie van chauffeur
met als standplaats [plaats] op de voorwaarden vervat in de Collectieve arbeids-
overeenkomst Taxivervoer. Feitelijk was [appellant] werkzaam als chauffeur van een
personenauto (Mercedes A-klasse) in het speciale zorgvervoer (vervoer van gehandicapte
kinderen).
- Op het dienstverband van partijen was laatstelijk de CAO Taxivervoer juli 2007 t/m
december 2008 (hierna: de CAO) van toepassing. Artikel 1.9.1. van de CAO met als aanhef
“Taakuitvoering door de werknemer”luidde destijds als volgt:
“De werknemer dient de in
de arbeidsovereenkomst overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Als het in het
belang van de onderneming noodzakelijk is en dit ook redelijkerwijs van de werknemer kan
worden verlangd, kan de werkgever hem ook andere werkzaamheden opdragen”
- [appellant] had ten tijde van belang een dienstverband van 22 uur per week. Na de Cao-
verhoging van 1 juli 2008 bedroeg het [appellant] toekomende salaris € 901,10 bruto per maand,
daarvoor bedroeg dat salaris (laatstelijk) € 889,98 bruto per maand.
- In of omstreeks 2007 is Connexxion van [appellant] gaan verlangen dat hij in plaats van in een
personenauto (Mercedes A-klasse) (in het zorgvervoer) op een (Mercedes) minibusje zou
gaan rijden (in het schoolvervoer). [appellant] heeft dit geweigerd, omdat hij meende hiertoe
medisch niet in staat te zijn.
- Voor het verrichten van schoolvervoer was (op basis van de CAO) vereist dat de
arbeidsovereenkomst met [appellant] zou worden omgezet in een arbeidsovereenkomst
jaarurenregeling. [appellant] heeft aan een dergelijke omzetting van zijn arbeidsovereenkomst
niet meegewerkt, om reden dat hij vreesde voor vermindering van uren/inkomen alsmede de
kans op het verspelen van zijn (afgesproken) voorrecht om te functioneren op
een personenauto/taxiwagen.
- [appellant] is begin september 2007 uitgevallen en met ingang van die datum arbeidsongeschikt
bevonden voor het eigen werk (chauffeur personenvervoer).
- Op 3 januari 2008 berichtte de bedrijfsarts [bedrijfsarts 1] het volgende:
“(…) Medisch acht ik
hem[hof: [appellant]]
weer in staat om volledig in eigen werk (datgene dat hij uitvoerde voor
uitval) te re-integreren )(…)”
- Naar aanleiding van het bericht van de bedrijfsarts heeft Connexxion [appellant] op 9 januari
2008 ingeroosterd voor een route in het zorgvervoer met een Mercedes minibus.
- [appellant] heeft geweigerd die opgedragen werkzaamheden uit te voeren, stellende dat
medische beperkingen (met betrekking tot zijn rug) aan het uitvoeren van de opdracht (het
rijden in een minibusje) in de weg stonden.
- Connexxion heeft daarop per 9 januari 2008 ex art. 7:627 BW de loonbetaling aan [appellant]
opgeschort.
- Het (door [appellant] aangevraagde) deskundigenbericht van 27 februari 2007 heeft als
conclusie dat [appellant] geschikt is te achten voor het eigen werk en dat er geen medische
contra-indicatie is te geven voor het rijden in een minibusje.
- Bij brief van 31 maart 2008 schreef de toenmalige advocaat van [appellant] aan Connexxion:
"(…) Daar het oordeel van het UWV geen oplossing biedt voor het gerezen geschil, stelt
[appellant] voor in goed overleg te komen tot een oplossing. Om die reden stelde ik voor een
overleg te plannen om afspraken te maken over de werkzaamheden die [appellant] kan
verrichten. U gaf mij aan daartoe bereid te zijn, mits [appellant] akkoord gaat met het
schoolurencontract. [appellant] is alleen bereid om een schoolurencontract te tekenen mits de
arbeidsduur ongewijzigd blijft. Volgens u is dit gelet op het karakter van het
schoolurencontract onmogelijk. Het lijkt mij vreemd dat er geen creatieve oplossing is te
bedenken waarin aan de eisen van u en [appellant] tegemoet wordt gekomen. Ik verzoek u
daarom met klem uw standpunt op dit punt te herzien. (…)
Ik informeer u voor de volledigheid dat [appellant] bereid en beschikbaar is om zijn eigen
werkzaamheden per eerste oproep van uw kant te verrichten en dat hij zodoende aanspraak
heeft op tijdige loonbetaling(…)"
- Connexxion reageerde bij brief van 7 april 2008 onder meer als volgt:
"In onze brief van 7
maart 2008 hebben wij u reeds uitdrukkelijk verzocht om uw werkzaamheden te hervatten
en de u opgedragen taken uit te voeren. Er zijn immers geen belemmeringen en dus stond er
niets meer in de weg om de werkzaamheden ook daadwerkelijk uit te voeren. Aan dat
verzoek heeft u geen uitvoering gegeven. Wel heeft uw rechtsvertegenwoordiger ons een
brief gezonden (gedateerd 31-03-2008) met de eis om de loonbetaling te hervatten en u in te
zetten op een personenvoertuig omdat u niet arbeidsgeschikt zou zijn om op een minibus
te rijden. Naar het oordeel van onze bedrijfsarts en de conclusie van het DO blijkt op geen
enkele wijze dat u arbeidsongeschikt bent voor het verrichten van werkzaamheden op een
minibus. (…) Er is nu dus sprake van een situatie waarin u arbeidsgeschikt voor het eigen
werk bent doch u weigert zonder geldige reden uw werkzaamheden uit te voeren. (…)"
- Op 23 juni 2008 heeft [appellant] zijn werkzaamheden als chauffeur (dit maal op een minibus)
hervat en is Connexxion weer over gegaan tot betaling van het [appellant] toekomende salaris.
- Op 25 juni 2008 heeft [appellant] zich ziek gemeld in verband met ernstige rugklachten. Na een
week passend werk heeft [appellant] zich wederom ziek gemeld.
- De door Connexxion ingeschakelde bedrijfsarts [bedrijfsarts 2] rapporteerde op 12 september 2008
na een onderzoek van [appellant] op 2 september 2008 het volgende: “
(..), er is op dit moment
sprake van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek, [hetgeen leidt]
tot beperkingen voor
het verrichten van zijn eigen werk als chauffeur personenvervoer op dit moment. (…) Voor
aangepast werk gelden er eveneens beperkingen (…)”.
- Connexxion heeft [appellant] bij brief van 16 september 2008 opgeroepen zijn (vervangende)
werkzaamheden per 18 september 2008 te hervatten. [appellant] heeft aan die oproep geen
gevolg gegeven, waarna Connexxion de loonbetaling weer gestaakt heeft (en wel per 15
september 2008).
- Op 3 november 2008 berichtte [bedrijfsarts 2] voornoemd, na onderzoek van [appellant] op 31 oktober
2008:
“(…) er is niet sprake van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek die leidt tot
beperkingen voor het verrichten (…) van zijn eigen werk als chauffeur personenvervoer
middels rijden in taxi of kleine bus. Wel is er op basis van CBR richtlijnen een beperking
voor het rijden als chauffeur personenvervoer op dit moment i.v.m. gebruik van medicatie”.
[bedrijfsarts 2] merkt voorts nog op dat [appellant] ook
“in staat is aangepast werk te verrichten
rekening houdend met de[nader omschreven]
beperkingen. Deze beperkingen vloeien voort
uit een aandoening die hij[[appellant]]
al had toen hij in 2002 in dienst kwam en (…)
onveranderd aanwezig zijn.(…)[er is]
sprake van blijvende beperkingen die al bestaan van
voor datum indiensttreding (..)”
- [appellant] is per 12 november 2008 weer vervangende werkzaamheden gaan verrichten,
Connexxion heeft daarop de loonbetaling hervat.
- De arbeidsovereenkomst van partijen is per 1 januari 2010 door de kantonrechter te
Den Haag ontbonden, zonder toekenning van enige vergoeding.
3. Tegen de achtergrond van voormelde feiten vorderde [appellant] in eerste aanleg, kort gezegd, na wijziging van eis, betaling van een bedrag groot € 11.110.82 aan achterstallig loon over de maanden februari t/m december 2008, dit alles vermeerderd met de wettelijke verhoging de wettelijke rente en (buitengerechtelijke incasso)kosten.
4. De kantonrechter heeft, na een op 4 januari 2011 gewezen tussenvonnis (waarbij hij [appellant] heeft toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat bij zijn sollicitatiegesprek met Connexxion, met de heer [betrokkene] van Connexxion (hierna: [betrokkene]), de afspraak is gemaakt dat hij wegens zijn rugklachten uitsluitend als chauffeur van personenauto’s werkzaam zou hoeven te zijn) en een op 13 september 2011 gewezen tussenvonnis (waarbij de kantonrechter [appellant] geslaagd heeft geoordeeld in het leveren van het op hem gelegde bewijs), bij eindvonnis van 14 augustus 2012 de vordering van [appellant] voor een (geschat) bedrag van € 4.000,-- netto aan salaris toegewezen, dit vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente. De proceskosten heeft de kantonrechter gecompenseerd.
5. Zowel [appellant] als Connexxion kunnen zich met de uitkomst van de procedure in eerste aanleg niet verenigen.
6. In principaal appel vordert [appellant] vernietiging van het (eind)vonnis van 14 augustus 2012 met veroordeling van Connexxion tot betaling van een bedrag groot € 11.110,82 plus Cao-vermeerdering € 4.914,-- verminderd met hetgeen ingevolge het vonnis van 14 augustus 2012 inmiddels is betaald (zijnde € 4.000,--), dit alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van Connexxion in de kosten van de procedure.
7. In incidenteel appel vordert Connexxion vernietiging van de vonnissen van 4 januari 2011, 13 september 2011 en 14 augustus 2012, met afwijzing van de initieel door [appellant] ingestelde vordering en met veroordeling van [appellant] om aan Connexxion terug te betalen al hetgeen zij ter uitvoering van het vonnis van 14 augustus 2012 aan [appellant] heeft voldaan, dit vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2012 alsmede met veroordeling van [appellant] in de kosten, die kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na (eind)arrest.
8. De door partijen opgeworpen grieven lenen zich, zowel in het principaal als in het incidenteel appel, voor gezamenlijke behandeling. In dat verband overweegt het hof als volgt.
9. [appellant] stelt ter adstructie van zijn vordering en ter verklaring van zijn houding ten opzichte van Connexxion, dat hij, reflecterend op een chauffeursfunctie bij Connexxion, tijdens het sollicitatiegesprek in 2002 met [betrokkene], die namens Connexxion het sollicitatiegesprek voerde, heeft afgesproken dat hij uitsluitend op personenauto’s zou rijden, dit in verband met bij hem bestaande rugklachten. [appellant] stelt aan [betrokkene] kenbaar te hebben gemaakt dat hij geen belangstelling voor een chauffeursfunctie had als hij op een ander voertuig zou moeten rijden. [betrokkene], als getuige door de kantonrechter gehoord, heeft de juistheid van de stellingname (deels) bevestigd, verklarende:
“Het is inderdaad juist, dat toen [appellant] bij Connexxion (…) kwam werken, ik met hem heb afgesproken dat hij in verband met zijn rugklachten alleen op personenauto’s zou rijden en niet op andere voertuigen. (…).Gelet op die afspraak, aldus [appellant], was hij op basis van zijn bestaande arbeidscontract met Connexxion niet gehouden anders werkzaam te zijn dan als chauffeur in een personenauto.
10. Connexxion voert tegen de beweerde afspraak aan, dat om bedrijfseconomische redenen van die afspraak afgeweken moet kunnen worden en [appellant] ook ingezet moet kunnen worden op een minibus als daarvoor geen medische contra-indicatie is. Immers, als gevolg van teruglopende werkzaamheden in het speciale zorgvervoer in 2007 (Connexxion had de concessie daarin verloren) was [appellant] voor zorgvervoer (in een Mercedes A-klasse) niet langer inzetbaar. Er was, aldus Connexxion, voor [appellant] als gevolg van het vorenstaande enkel nog werk in het schoolvervoer en (aanvullend) het vraagafhankelijke vervoer.
Overigens heeft Connexxion, zo stelt zij, [appellant] aangeboden als chauffeur op een Mercedes A-klasse te (blijven) rijden voor schoolvervoer, maar dan wel op basis van een jaarurencontract (hof: voor schoolvervoer eiste de CAO een dergelijk contract). [appellant] heeft echter steeds geweigerd zijn bestaande arbeidsovereenkomst met haar te wijzigen in een jaarurencontract als genoemd.
11. Uitgangspunt in deze procedure is de vraag of Connexxion al dan niet terecht de loonbetaling aan [appellant] heeft stopgezet (zoals onder 2 is aangegeven). De in dat kader gevoerde discussie spitst zich daarbij (onder meer) toe op de kwestie of van [appellant], die aanvankelijk feitelijk voor Connexxion werkzaam was als chauffeur in/van een personenauto, (als goed werknemer, ook tegen de achtergrond van hetgeen art. 1.9.1 van de CAO bepaalde) in redelijkheid gevergd kon worden dat hij, voor het geval bedrijfseconomische omstandigheden binnen Connexxion (een beweerd concessieverlies) dat noodzakelijk zouden maken, ondanks de met [betrokkene] gemaakte afspraak, ook als chauffeur van een minibus zou optreden. Het hof overweegt in dat kader als volgt.
12. Het hof volgt [appellant] in zijn stellingname zoals hiervoor onder 9. verwoord. Het als taxichauffeur rijden op een Mercedes personenauto was voor [appellant] - in principe - de bedongen arbeid. [appellant] behoefde daarom in beginsel geen andere werkzaamheden te verrichten dan hiervoor vermeld. Het rijden op een taxibusje kon in beginsel, gelet op wat met [appellant] overeengekomen was, niet van hem worden verlangd, [appellant] had in beginsel, geheel los van de fysieke (on)mogelijkheid daartoe, het recht om chauffeurswerkzaamheden op een minibusje te weigeren, dit gelet op de met [betrokkene] gemaakte afspraak. Dat die afspraak met [betrokkene] gemaakt is, acht het hof bewezen op grond van de in dat kader door de kantonrechter gehoorde getuigen.
13. Wel is het zo dat werkgever en werknemer, op grond van art. 7:611 BW, over en weer verplicht zijn zich als een goed werkgever respectievelijk een goed werknemer te gedragen. Dit brengt, wat [appellant] betreft, mee dat hij op redelijke voorstellen van Connexxion, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het algemeen positief behoort in te gaan en dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd (zie in dit verband ook art. 1.9.1. van de CAO). Meer concreet betekent dat, dat voor zover komt vast te staan dat [appellant], na dat zo’n vijf jaar gedaan te hebben, niet langer kon worden ingezet in het zorgvervoer, omdat Connexxion de daaronder liggende concessie had verloren, zich een nieuwe situatie voordoet. In dat geval is er weliswaar de door [betrokkene] gedane toezegging als voormeld (zie hierboven onder 9), maar die toezegging is gedaan in de context van toen, 2002. In de situatie die toen bestond kon [appellant] aanspraak maken op het uitvoeren van zijn werkzaamheden (enkel) in een personenauto. Gewijzigde omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat die afspraak opnieuw wordt bezien.
14. Veronderstellenderwijs uitgaande van gewijzigde omstandigheden als door Connexxion gesteld, ligt de, door het hof ontkennend beantwoorde, vraag voor of Connexxion, tegen die achtergrond, [appellant] een redelijk voorstel gedaan heeft als hiervoor bedoeld. Op zich is de insteek van Connexxion om [appellant] in te schakelen voor het schoolvervoer wel juist, maar aan dat vervoer (dat wel per Mercedes personenauto’s werd uitgevoerd), kleefden voor [appellant] wel bezwaren. Zo diende het contract dat hij met Connexxion had, te worden omgezet in een jaaruren contract. Een dergelijk contract betrof echter minder uren dan het contract dat [appellant] diende op te geven, met minder inkomsten als gevolg. [appellant] had tegen een dergelijk contract gegronde bezwaren, althans, voor zover dit laatste (minder inkomsten) anders zou zijn, heeft Connexxion [appellant] niet op voldoende duidelijke wijze uitgelegd dat hij, anders dan hij vreesde, geen financieel nadeel zou ondervinden van omzetting van zijn contract. Van hem kon dan ook een zondermeer instemmen met het aangaan van een jaarurencontract, redelijkerwijs niet worden verlangd. [appellant] heeft nog, zo moge blijken uit de hiervoor onder 2 aangehaalde brief van zijn advocaat van 31 maart 2008, gevraagd om een creatieve oplossing van het probleem, maar Connexxion is op dat verzoek niet ingegaan en heeft van [appellant] verlangd dat hij als chauffeur werkzaam zou zijn op een minibusje. Waar die werkzaamheden, anders dan Connexxion stelt, niet Kesters’ eigen werkzaamheden waren (zie hier voor onder 12), mocht [appellant] weigeren die werkzaamheden te verrichten, geheel los van de vraag of dat fysiek wel van hem gevraagd kon worden. Van een redelijk voorstel om [appellant] andere werkzaamheden te laten verrichten dan initieel was overeengekomen, was geen sprake. Vorenstaande betekent dat Connexxion geen goede reden had om over de periode van 9 januari 2008 tot 23 juni 2008 de loonbetaling aan [appellant] te stoppen. Dat laatste betekent weer dat [appellant] in ieder geval over die periode aanspraak heeft op doorbetaling van loon.
15. Met betrekking tot de periode van 15 september 2008 tot 11 november 2008, over welke periode Connexxion eveneens de loonbetaling aan [appellant] gestaakt had, overweegt het hof het volgende. Nadat de bedrijfsarts [bedrijfsarts 2] [appellant] op 2 september 2008 had onderzocht, heeft hij op 12 september 2008 gerapporteerd
“(…) er is op dit moment sprake van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek,[hetgeen leidt]
tot beperkingen voor het verrichten van zijn eigen werk als chauffeur personenvervoer op dit moment. (…) Voor aangepast werk gelden er eveneens beperkingen (…)”.[appellant] was dus geschikt voor het verrichten van een zekere vorm van aangepast werk. Door (zonder medisch onderbouwde redenen) niet te reageren op de oproep van Connexxion van 16 september 2008 om aangepast werk te komen verrichten, heeft [appellant] het aan zichzelf te wijten dat Connexxion de loonbetaling gestaakt heeft. Uit niets blijkt dat het (aangepaste) werk dat Connexxion [appellant] wilde laten verrichten, in redelijkheid niet van hem gevergd kon worden. Wel heeft Connexxion ten onrechte betaling van het [appellant] toekomende salaris reeds per 15 september 2008 opgeschort, nu hij eerst bij brief van 16 september 2008 is opgeroepen zijn werkzaamheden per 18 september 2008 te hervatten.
16. Vorenstaande brengt met zich mee dat [appellant], uitgaande van de salarisspecificaties die in het geding gebracht zijn, over het jaar 2008 recht heeft op uitbetaling van tien maanden en drie dagen salaris, te weten 6 x € 889,98 bruto (over de maanden januari t/m juni 2008), 4 x € 901,10 bruto en 3/21 x € 901,10 bruto (over de maanden juli t/m december 2008, met uitzondering van de periode gelegen tussen 18 september en 11 november 2008) dit te vermeerderen met 8% vakantiegeld. Alles bij elkaar komt dat uit op een bedrag van
€ 9.798,85 bruto. Over de maandelijkse salarisbetaling is de wettelijke verhoging van 10% verschuldigd, voor zover die betalingen niet tijdig zijn verricht. Over het totaal verschuldigde is wettelijke rente verschuldigd te rekenen vanaf 31 juli 2009. Het hof ziet geen aanleiding de wettelijke verhoging te stellen op een hoger percentage dan 10% nu Connexxion het salarisdebat met [appellant] mocht aangaan en Connexxion overigens ook de wettelijke vertragingsrente over het achterstallige salaris aan [appellant] verschuldigd is.
Blijkens productie 11, overgelegd bij ordner D j° het petitum zoals verwoord in de memorie van grieven, maken opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen geen onderdeel uit van de vordering van [appellant]. Met de CAO-verhoging zoals gevorderd is door het hof rekening gehouden, zoals hierboven weergegeven. Dat [appellant] ter zake een hoger bedrag zou toekomen blijkt uit niets. Voor zover [appellant] met “CAO-vermeerdering” andere op grond van de CAO verschuldigde bedragen dan de periodieke salarisverhoging zou bedoelen (bijvoorbeeld vergoeding voor overwerk), is voor toewijzing daarvan, bij gebrek aan valide onderbouwing, geen reden.
17. Het hof wijst af de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, nu uit niets blijkt dat er relevante werkzaamheden tot voldoening buitenrechte zijn verricht en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn. [appellant] vordert in dit kader ook geen concreet bedrag.
18. Gelet op vorenstaande is de slotsom dat [appellant] aan achterstallig salaris een ander bedrag toekomt dan de kantonrechter heeft toegewezen. Het vonnis van de kantonrechter kan om die reden dan ook niet in stand blijven en zal worden vernietigd. De (incidentele) vordering tot terugbetaling van hetgeen Connexxion ter uitvoering van het bestreden vonnis van 14 augustus 2012 heeft voldaan ligt dientengevolge voor toewijzing gereed. Overigens sorteren de zowel in principaal als in het incidenteel appel opgeworpen grieven geen effect, zij kunnen niet leiden tot een andere beslissing dan hierna te nemen. Het hof zal, nu geen van de (incidentele) grieven leidt tot vernietiging van de tussenvonnissen van 4 januari 2011 en 13 september 2011, die vonnissen bekrachtigen.
19. Connexxion zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van zowel de eerste aanleg als van het principaal appel. Het hof veroordeelt Connexxion eveneens in de kosten gevallen op het incidenteel appel nu dat appel vruchteloos is ingesteld.

Beslissing

Het hof:

In zowel het principaal als in het incidenteel appel

- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 14 augustus 2012;
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Connexxion om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te
betalen de somma van € 9.798,85 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 10%, dat alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2012;

verder in het principaal appel

- veroordeelt Connexxion in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 14 augustus 2012 begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd :
exploot : € 72,25;
vastrecht : € 208,--;
salaris gemachtigde : € 1.500,--;
- veroordeelt Connexxion in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd :
exploot : € 92,17;
vastrecht : € 291,--;
salaris advocaat : € 894,--;

verder in het incidenteel appel

-bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter van
4 januari 2011 en 13 september 2011;
- veroordeelt Connexxion in de kosten van het incidenteel appel tot op heden aan de
kant van [appellant] begroot op € 447,--;

wederom in het principaal en in het incidenteel appel

- veroordeelt [appellant] om aan Connexxion terug te betalen al hetgeen Connexxion hem
op basis van het vernietigde vonnis van 14 augustus 2012 reeds heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, M.J. van der Ven en V. Disselkoen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.