ECLI:NL:GHDHA:2015:457

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
200.130.751-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake consumentbescherming en koopovereenkomst tussen Monarch Recreatie B.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Monarch Recreatie B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank oordeelde dat de geïntimeerde, een consument, recht had op ontbinding van de koopovereenkomst voor een recreatiewoning. Monarch had op 19 mei 2012 een aankoopbevestiging ontvangen van de geïntimeerde, die op dat moment de intentie tot aankoop van een kavel had. Echter, de geïntimeerde annuleerde deze intentie op 21 mei 2012, met verwijzing naar de speciale bedingen in de aankoopbevestiging. Monarch vorderde nakoming van de overeenkomst en legde conservatoir beslag op de woning van de geïntimeerde. De rechtbank Zutphen verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank Den Haag, die de vorderingen van Monarch afwees op grond van de consumentstatus van de geïntimeerde. Monarch ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de geïntimeerde als consument moet worden beschouwd, ondanks dat hij de woning met het oog op rendement had aangeschaft. Het hof benadrukte dat het enkele feit dat een aankoop met het oog op rendement wordt gedaan, niet automatisch betekent dat de koper handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De geïntimeerde had de verhuur en het beheer van de woning aan Monarch overgelaten en had geen ervaring in de verhuur van woningen. Het hof concludeerde dat de grieven van Monarch niet slagen en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Den Haag, waarbij Monarch werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.130.751/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 434567/HA ZA 13-34

arrest van 13 januari 2015

inzake

MONARCH RECREATIE B.V.

gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
hierna te noemen: Monarch,
advocaat: mr. G. Janssen te Nijmegen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats], gemeente […],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. L.C. de Jong te Woerden.

Het geding

Bij exploot van 3 juni 2013 is Monarch in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag op 22 mei 2013 tussen partijen gewezen eindvonnis onder zaak- en rolnummer 434567 HA ZA 13-34, het tussenvonnis van 23 januari 2013 onder hetzelfde zaak- en rolnummer, en het vonnis in het incident van de rechtbank te Zutphen van 21 november 2012 onder zaak- en rolnummer 132897/HA ZA 12-359. Bij memorie van grieven heeft Monarch twee grieven tegen het vonnis van 21 november 2012 en vier grieven tegen het vonnis van 22 mei 2013 aangevoerd. Tegen het vonnis van 23 januari 2013 zijn geen grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 22 mei 2013 onder 2. vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Het gaat in deze zaak, voor zover in dit hoger beroep nog van belang, om het volgende.
1.1.
[geïntimeerde] heeft op 19 mei 2012 een formulier genaamd 'aankoopbevestiging' ondertekend ter zake van een recreatiewoning. De volgende aangehaalde tekst maakt deel uit van dit formulier:
"Naam Koper: [geïntimeerde] (…)
Verklaart (…) te hebben gekocht van Monarch Recreatie B.V. en hierbij kennis te hebben genomen en akkoord te gaan met de Algemene Voorwaarden van Monarch Recreatie B.V. zoals op de achterzijde van deze aankoopbevestiging staat vermeld.
Type recreatieobject: Boerderij De Luxe (…)
Gebruik ten behoeve van:
[ ]eigen gebruik [x]verhuur[ ]Beheer & Exploitatie[x ] Exploitatiegarantie 6,8%
Prijs recreatieobject: (…) [x] excl 19% BTW (…) € 139.500,- (…)
Vast netto rendement 6,8% van de totale koopsom 5 jr. vast (…)
Aankoop kavel grond K.K. Kavelnummer: 202 € 68.500,-
Totaal aankoopsom € 187.500,-
Speciale bedingen (…) Koopovk in overleg met notaris Hagen te Vleuten (…)”
1.2.
In genoemde algemene voorwaarden van Monarch is het volgende beding opgenomen (artikel 14 lid 1):
“Alle geschillen die tussen koper en verkoper mochten ontstaan kunnen uitsluitend en alleen worden aangebracht bij de volgens de normale regels van absolute competentie bevoegde rechter in het arrondissement Zutphen”
1.3.
[geïntimeerde] heeft bij e-mail van 21 mei 2012 de heer [V] van Monarch als volgt bericht:
“Hr. […],
Na ampel overleg hedenmiddag met notaris Hagen te Vleuten annuleer ik bij deze de intentie tot aankoop van kavel no.202 op het recreatiecentrum “De Biesbosch” e.e.a. met verwijzing naar de speciale bedingen in genoemde aankoopbevestiging”.
1.4.
Monarch heeft aanspraak gemaakt op nakoming van de koopovereenkomst en heeft ter verzekering daarvan op 22 augustus 2012 conservatoir beslag doen leggen op de woning van [geïntimeerde].
2. Op 24 augustus 2012 heeft Monarch de eis in de hoofdzaak (kort samengevat: een vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] tot nakoming en aldus tot betaling van de koopsom van € 37.500,- plus rente en contractuele boete) ingesteld bij de toenmalige rechtbank Zutphen. Op 24 oktober 2012 heeft [geïntimeerde] bij incident een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Het hierboven onder 1.2. genoemde forumkeuzebeding zou op grond van de artikelen 6:233 sub a juncto 6:236 sub n BW onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar zijn omdat hij bij de totstandkoming van de overeenkomst zou zijn opgetreden als natuurlijk persoon, niet handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf (consument). Bij afwezigheid van het beding zou de rechtbank van het arrondissement van zijn woonplaats, de rechtbank Den Haag, relatief bevoegd zijn. De rechtbank Zutphen heeft zich bij incidenteel vonnis van 21 november 2012 onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Den Haag. Laatstgenoemde heeft de vorderingen van Monarch bij het bestreden eindvonnis van 22 mei 2013 afgewezen omdat [geïntimeerde] naar het oordeel van de rechtbank had gehandeld als consument en daarom gerechtigd was de overeenkomst binnen de wettelijke bedenktijd van artikel 7:2 lid 2 BW (buitengerechtelijk) te ontbinden, zoals [geïntimeerde] heeft gedaan middels zijn e-mail van 21 mei 2012.
3. Aangezien tegen het vonnis in het incident ingevolge artikel 110 lid 3 Rv geen hoger beroep openstaat, zal Monarch in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De grieven 1 en 2, die tegen dit vonnis zijn gericht, zullen daarom buiten behandeling blijven. Het hof zal Monarch tevens niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep tegen het tussenvonnis van 23 januari 2013 waarbij de comparitie is gelast, nu Monarch daartegen geen grieven heeft gericht.
4. Tegen het oordeel van de rechtbank Den Haag bij eindvonnis van 22 mei 2013 dat [geïntimeerde] in deze heeft gehandeld als consument richten zich de grieven 3, 4 en 5, die dan ook gezamenlijk behandeld zullen worden.
5. Het hof stelt voorop dat de vraag of een partij bij een transactie al dan niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf dient te worden beantwoord op basis van de feiten en omstandigheden rondom die transactie. Daarbij is onder meer van belang of sprake is van de aanschaf van een zaak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de bewuste persoon en op welke wijze deze persoon zich (kenbaar) heeft opgesteld ten opzichte van de wederpartij en wat de wederpartij daar redelijkerwijs uit mocht afleiden. Op [geïntimeerde], als partij die zich op een specifiek ter bescherming van consumenten gerichte bepaling (artikel 7:2 lid 2 BW) beroept, rust de last de relevante feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. Hetgeen [geïntimeerde] daartoe heeft aangevoerd, leidt het hof in navolging van de rechtbank tot de conclusie dat [geïntimeerde] in deze zaak als consument moet worden beschouwd.
6. Het hof overweegt in dit verband in de eerste plaats dat het enkele feit dat een persoon een bepaalde aankoop doet met het oogmerk daaruit (maximaal) rendement te behalen, nog niet betekent dat deze persoon handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Ook een consument kan zich immers bezig houden met beleggingen en investeringen. In zoverre is dus niet doorslaggevend of in de plannen van [geïntimeerde] de verhuur van de woning de overhand had op het tevens beoogde privégebruik, zoals door Monarch is betoogd. Vaststaat dat de woning in elk geval
medeis aangeschaft voor privégebruik en van belang is voorts dat [geïntimeerde] de verhuur en het beheer geheel aan Monarch wilde overlaten en dat hij daarom de door Monarch aangehaalde exploitatiegarantie kreeg. Het feit dat [geïntimeerde] zich niet zelf met de verhuur zou gaan bezig houden wijst er op dat hij de recreatiewoning niet bedrijfsmatig aankocht. Onbetwist is ook dat [geïntimeerde] geen deskundigheid en ervaring had op het gebied van de verhuur van (recreatie)woningen. Ook weegt mee dat [geïntimeerde] de overeenkomst op eigen naam heeft gesloten en niet op naam van zijn BV, hetgeen mogelijk een belastingvoordeel had kunnen opleveren. Het feit dat [geïntimeerde] met zijn gezin naar het verkoopgesprek is gekomen en aldaar een foto van het gezin heeft laten maken voor de betreffende woning wijst er tot slot (eveneens) op dat [geïntimeerde] zich heeft gepresenteerd als consument-koper.
7. Tegenover het voorgaande legt het door Monarch gestelde en door [geïntimeerde] betwiste feit dat partijen hebben gesproken over zogenaamde 'B.T.W.-kwesties' (het hof begrijpt dat daarmee wordt gedoeld op de mogelijkheid om als zakelijke koper B.T.W. terug te vorderen) onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere conclusie te komen. Zelfs als dit het geval zou zijn geweest, betekent dat nog niet dat [geïntimeerde] een zakelijke koper was, maar hooguit dat de optie om zakelijk, dus met een besloten vennootschap als koper, aan te kopen is besproken.
8. De conclusie luidt dat de grieven 3, 4 en 5 niet slagen. Grief 6 heeft, afgezien van de proceskostenveroordeling in de hoofdzaak, geen zelfstandige betekenis, en faalt daarom ook. Het door Monarch gedane algemene bewijsaanbod zal als niet ter zake dienend worden gepasseerd. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd.
9. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Monarch worden veroordeeld in de proceskosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op €1.841,-, waarvan € 683,- aan griffierecht, en € 1.158,- (1 punt à € 1.158,-) aan salaris voor de advocaat.

Beslissing

Het hof:
- verklaart Monarch niet ontvankelijk voor zover haar hoger beroep is gericht tegen het vonnis in het incident van 21 november 2012 (zaak- en rolnummer 132897/HA ZA 12-359) en voor zover het is gericht tegen het tussenvonnis van 23 januari 2013 (zaak- en rolnummer 434567/HA ZA 13-34);
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 mei 2013 (zaak- en rolnummer 434567/HA ZA 13-34);
- veroordeelt Monarch in de proceskosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.841,-, waarvan € 683,- aan griffierecht en € 1.158,- (1 punt à € 1.158,-) aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, J.J. van der Helm en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015 in aanwezigheid van de griffier.