ECLI:NL:GHDHA:2015:438

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
200.164.278-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot tussenkomst in overheidsaanbesteding

In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, waarin een overheidsaanbesteding aan de orde was. De Staat, vertegenwoordigd door mr. P.J. Stuijt, was appellant in de hoofdzaak en verweerder in het incident. SLTN B.V., vertegenwoordigd door mr. A.L. Appelman, was geïntimeerde in de hoofdzaak en verweerster in het incident. Fujitsu Technology Solutions B.V., vertegenwoordigd door mr. C.W. van Oudenaarden, heeft een incidentele vordering tot tussenkomst ingediend, omdat zij belang had bij de uitkomst van de procedure. Fujitsu stelde dat de Staat voornemens was de opdracht aan haar te gunnen, maar dat de voorzieningenrechter had bevolen de voorlopige gunning in te trekken en de opdracht niet aan een ander dan SLTN te gunnen. Hierdoor zou Fujitsu haar positie als winnende inschrijver verliezen.

De Staat steunde de incidentele vordering van Fujitsu, terwijl SLTN zich verzette tegen de toewijzing, stellende dat de procedure hierdoor nodeloos vertraagd zou worden. Het hof oordeelde dat Fujitsu belang had bij de tussenkomst en dat er geen strijd was met een goede procesorde. Het hof wees de incidentele vordering tot tussenkomst toe, ondanks de bezwaren van SLTN. De beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak werd verwezen naar de rol van 10 maart 2015 voor memories van antwoord aan de zijden van SLTN en de Staat op de memorie en eis in hoofdzaak van Fujitsu.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.164.278/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/477395

Arrest van 3 maart 2015

inzake
DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties),
zetelend te Den Haag,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. P.J. Stuijt te 's-Gravenhage,
tegen

SLTN B.V.,

gevestigd te Almere,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: SLTN,
advocaat: mr. A.L. Appelman te Zwolle,
waarin wenst tussen te komen, subsidiair zich te voegen aan de zijde van de Staat,

FUJITSU TECHNOLOGY SOLUTIONS B.V.,

gevestigd te Maarssen,
eiseres in het incident,
hierna te nomen: Fujitsu,
advocaat: mr. C.W. van Oudenaarden te Utrecht

Het geding

Bij exploot van 2 februari 2015 (met productie) is de Staat in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag tussen SLTN en de Staat gewezen vonnis van 6 januari 2015. Daarbij heeft de Staat negen grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door SLTN bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. Fujitsu heeft bij incidentele memorie tot tussenkomst, subsidiair voeging, ex artikel 210 Rv, tevens houdende memorie en eis in hoofdzaak (met producties), incidenteel primair gevorderd te mogen tussenkomen en subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat, alsmede acht grieven tegen het vonnis aangevoerd en een eis in de hoofdzaak geformuleerd. De Staat en SLTN hebben beide een memorie van antwoord in het incident genomen. Vervolgens is arrest in het incident gevraagd.

Beoordeling van het incident

1. De zaak betreft een overheidsaanbesteding.
2. Fujitsu heeft ter onderbouwing van haar incidentele vordering naar voren gebracht dat zij daarbij belang heeft, omdat de Staat voornemens was de opdracht aan haar te gunnen en de voorzieningenrechter de Staat heeft bevolen de voorlopige gunning aan haar in te trekken en heeft verboden de opdracht aan een ander dan SLTN te gunnen. Daardoor zou Fujitsu de opdracht definitief verliezen. Zij wenst haar positie als winnende inschrijver te behouden. Zij vordert primair tussenkomst, omdat haar belangen en die van de Staat mogelijk processueel verschillen, haar standpunten ook inhoudelijk van die van de Staat kunnen afwijken en zij een eigen eis in de hoofdzaak wenst in te stellen.
3. De Staat heeft de incidentele vorderingen van Fujitsu ondersteund, mede omdat hij meent dat Fujitsu de meest gerede partij is om veronderstellingen over haar inschrijving te weerleggen.
4. SLTN verzet zich tegen toewijzing van de incidentele vorderingen, omdat naar haar mening een goede procesorde zich tegen toewijzing verzet. Zij meent dat door de deelname van Fujitsu de procedure nodeloos wordt vertraagd. Zij brengt naar voren dat Fujitsu onvoldoende proactief is geweest. Fujitsu was volgens haar al lange tijd op de hoogte van de procedure en heeft niettemin geen aanleiding gezien in eerste aanleg te interveniëren. In hoger beroep heeft zij, nadat zij door de Staat ervan op de hoogte was gebracht tegen welke dag hij zou dagvaarden, niettemin tot de roldag van de memorie van antwoord gewacht voordat zij haar vordering tot interventie indiende. SLTN verwacht bovendien dat de eigen grieven van Fujitsu tot vertraging van de procedure zullen leiden. SLTN stelt voorts dat blijkens de jurisprudentie op de winnende inschrijver een verplichting rust om mee te procederen in geval van bezwaar. Volgens haar had Fujitsu moeten begrijpen dat de inhoud van haar eigen inschrijving in eerste aanleg ook onderwerp van debat zou zijn. Nu Fujitsu in eerste aanleg heeft afgezien van interventie, heeft zij volgens SLTN onvoldoende proactief gehandeld om in hoger beroep alsnog te mogen interveniëren.
5. Het hof zal de incidentele vordering tot tussenkomst toewijzen. Dat Fujitsu bij tussenkomst belang heeft, is niet betwist. Het hof volgt niet de stelling van SLTN dat Fujitsu had moeten begrijpen dat haar inschrijving in eerste aanleg ter discussie zou komen, aangezien SLTN noch in haar dagvaarding in eerste aanleg, noch in haar akte houdende wijziging van eis ook maar iets over de inschrijving van Fujitsu te berde heeft gebracht. Van Fujitsu kon daarom in redelijkheid niet worden verwacht dat zij in eerste aanleg reeds zou interveniëren. Met betrekking tot de interventie in hoger beroep is het hof van oordeel dat het weliswaar de voorkeur had verdiend als Fujitsu eerder met haar vordering was gekomen, maar dat de interventie niet zodanig laat is dat daardoor de procedure wordt vertraagd. De datum en het tijdstip waarop het pleidooi is bepaald, veranderen immers niet, en de Staat en SLTN hebben beide nog een week de tijd om desgewenst bij memorie te antwoorden op de grieven en de eis van Fujitsu. Daarna resten nog negen dagen voor de voorbereiding van het pleidooi, wat voldoende moet zijn. Van strijd met een goede procesorde is derhalve geen sprake.
6. Het hof zal de beslissing met betrekking tot de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

Beslissing in het incident

Het hof:
- laat Fujitsu in deze zaak toe als tussenkomende partij;
- houdt de beslissing over de kosten van dit incident aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
- verwijst de zaak naar de rol van 10 maart 2015 voor memories van antwoord aan de zijden van SLTN en de Staat op de memorie en eis in hoofdzaak van Fujitsu.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, E.M. Dousma-Valk en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.