ECLI:NL:GHDHA:2015:4013

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
22/001791-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een fiets door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1997 op de Nederlandse Antillen, was samen met een medeverdachte beschuldigd van poging tot diefstal van een fiets op 25 januari 2015 in 's-Gravenhage. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot diefstal als het verwerven van een fiets waarvan de verdachte wist of had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen was. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich verdacht ophielden bij een fiets en dat hun handelingen, waarbij de een de fiets vasthield en de ander het slot probeerde te openen, duidden op nauwe en bewuste samenwerking.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001791-15
Parketnummer: 09-016056-15
Datum uitspraak: 24 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 20 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1997 te [plaats] (Nederlandse Antillen),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen twee, althans een fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar een ijzerdraad, althans een voorwerp in het/de afgesloten slot(en) van die fiets(en) heeft/hebben gestoken, althans het/de slot(en) van die fiets(en) heeft/hebben gepoogd open te maken, althans die fiets(en) heeft/hebben opgetild en/of verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet kan worden bewezen,
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging althans alleen, twee, althans een fiets(en), in elk geval enig goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij/zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 januari 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
twee, althanseen fiets
(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende
aan een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk gevalaan een ander of anderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s), toen en daar een
ijzerdraad, althans eenvoorwerp in het
/deafgesloten slot
(en)van die fiets
(en)heeft
/hebbengestoken,
althans het/de slot(en) van die fiets(en) heeft/hebben gepoogd open te maken, althans die fiets(en) heeft/hebben opgetild en/of verplaatst,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte behoort te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman primair betoogd dat verdachte niks heeft beetgehad en subsidiair dat geen sprake is geweest van poging diefstal omdat de fiets reeds op 24 januari 2015 was gestolen door iemand anders. Meer subsidiair heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat het medeplegen niet kan worden bewezen, omdat geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het proces-verbaal van verhoor van de getuige [A] is naar voren gekomen dat [A] op 25 januari 2015 op straat liep en twee jongens zag; een van de jongens zat op de fiets en stak iets in het slot van de fiets.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [B] volgt dat zij op 25 januari 2015, op straat was en heeft gezien dat jongens achter een wit bedrijfsbusje stonden. Vanuit haar woning zag zij daarna dat deze jongens bezig waren met een fiets; één van de jongens hield de fiets achter het busje vast en de ander stond over de fiets heen gebogen en maakte ter hoogte van het slot met zijn hand bewegingen mogelijk om het slot open te breken. Daarop heeft zij de politie gebeld.
Het hof is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden volgt dat de jongens, te weten de verdachte en zijn mededader, zich verdacht ophielden bij een fiets, waarbij de een de fiets heeft vastgehouden en de ander het slot heeft geprobeerd te openen. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen deze handelingen niet anders dan als een in nauwe en bewuste samenwerking uitgevoerde poging tot diefstal van de fiets gelden. Derhalve verwerpt het hof het verweer van de raadsman hieromtrent.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding (nummer) dat ook de verbalisanten, toen zij de verdachte en de medeverdachte op 25 januari 2015 benaderden, zagen dat de verdachte een zwarte fiets op de grond legde – en hem dus eerder had vastgehad – voordat hij achter een bus vandaan kwam lopen. Verdachte is staande gehouden. Verdachte ontkende eigenaar te zijn van de fiets die middels een ringslot op slot bleek te staan en is aangehouden. Ook de medeverdachte is achter de geparkeerde bus uit de richting van de zwarte fiets komen lopen en is, toen ook hij ontkende eigenaar te zijn van de fiets, eveneens aangehouden. De fiets bleek gestolen te zijn.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dat een fiets die eerder is gestolen, wederom kan worden gestolen. Dit geldt temeer indien de verdachte geen wetenschap had van het feit dat het een gestolen fiets betrof, zoals in dit geval kan worden aangenomen nu de fiets middels een ringslot op slot stond. Het hof verwerpt derhalve de verweren hieromtrent.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan poging diefstal van een fiets. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook ergernis en overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een omtrent de verdachte opgemaakt rapport, te weten een Advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 mei 2015, waarin is geadviseerd om aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Het hof kan zich vinden in de conclusies van dit rapport en maakt die tot de zijne.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2015.