Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar gezag over de kinderen was beëindigd na een periode van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een pleeggezin. De moeder voerde aan dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de kinderen niet was verstreken en dat er onvoldoende hulpverlening was ingezet om de terugkeer naar haar te faciliteren. Ze betwistte de conclusies van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, die stelden dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de kinderen op zich te nemen.
Het hof heeft de argumenten van de moeder overwogen, maar oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing was verstreken. Het hof stelde vast dat de moeder niet in staat was om de noodzakelijke randvoorwaarden te scheppen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, die nog erg jong en kwetsbaar zijn. De kinderen waren al geruime tijd bij de pleegouders geplaatst en ontwikkelden zich daar goed. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het in het belang van de kinderen was om duidelijkheid te scheppen over hun opvoedingsperspectief, dat niet langer bij de moeder lag.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de ontwikkeling van minderjarigen en de verantwoordelijkheden van ouders in het kader van hun opvoeding. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de verzoeken van de moeder in hoger beroep afgewezen.