ECLI:NL:HR:2016:2046

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
16/00408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming ouderlijk gezag na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in pleeggezin

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontzegging van het ouderlijk gezag. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 25 november 2015 was gegeven. De zaak had betrekking op de ontneming van het ouderlijk gezag na een periode van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van het kind in een pleeggezin. De rechtbank Rotterdam had eerder op 31 juli 2015 een beschikking gegeven in deze kwestie. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere beschikkingen in zijn beoordeling. De moeder was vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in cassatie, werd bijgestaan door mr. M.M. van Asperen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de moeder in het cassatierekest waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad besloot het beroep van de moeder te verwerpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand bleven.

Uitspraak

9 september 2016
Eerste Kamer
16/00408
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/10/479035/JE RK 15-1777 van de rechtbank Rotterdam van 31 juli 2015;
b. de beschikking in de zaak 200.175.833/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 november 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 september 2016.