ECLI:NL:GHDHA:2015:3911

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
200.126.954/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake woonhuis- en opstalverzekering met betrekking tot brandschade en hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN) naar aanleiding van een brandschade aan hun woning op 5 april 2012. De appellanten, die een woonhuis- en opstalverzekering hadden afgesloten, stelden dat de schade door de brand gedekt was onder hun verzekering. NN betwistte dit en voerde aan dat er sprake was van een risicowijziging, omdat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig zou zijn geweest, wat in strijd zou zijn met de polisvoorwaarden. Het hof heeft in een tussenarrest van 7 oktober 2014 geoordeeld dat NN voorshands had aangetoond dat er een hennepkwekerij aanwezig was, maar dat appellanten het recht hadden om tegenbewijs te leveren.

Tijdens de getuigenverhoren op 29 januari 2015 hebben de appellanten verklaard dat zij slechts een zeer beperkte hoeveelheid hennep voor eigen gebruik teelden, ter verlichting van pijnklachten van een van de appellanten. Het hof heeft de getuigenverklaringen en de overige bewijsstukken zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de getuigenverklaringen consistent en geloofwaardig zijn en dat NN niet voldoende bewijs heeft geleverd om de stelling van een hennepkwekerij te onderbouwen. Het hof oordeelt dat NN niet kan aantonen dat er sprake was van een risicowijziging die de dekking van de verzekering zou uitsluiten.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis en veroordeelt NN om dekking te verlenen onder de opstalverzekering van de appellanten en de schade te vergoeden, alsmede om de registratie van appellanten uit de incidentenregisters te verwijderen. De proceskosten worden ook aan NN opgelegd. Dit arrest is gewezen op 1 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.126.954/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/427588 / HA ZA 12-1131
arrest van 1 september 2015
inzake

1.[naam],

wonende te [woonplaats],
2. [naam],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. E.J. Eijsberg te Capelle aan den IJssel,
tegen
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: NN,
advocaat: mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 7 oktober 2014, waarbij een bewijsopdracht is verstrekt aan [appellanten].
De getuigenverhoren zijn gehouden op 29 januari 2015. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Vervolgens hebben [appellanten] een memorie na enquête ingediend, gevolgd door een memorie na enquête aan de zijde van NN.
Ten slotte hebben partijen de stukken ingediend en is opnieuw arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

1. Bij het tussenarrest van 7 oktober 2014 heeft het hof voorshands geoordeeld dat ten tijde van de brand in de woning een hennepkwekerij aanwezig was als door NN gesteld, en dat aldus voorshands is bewezen dat sprake was van een risicowijziging in de zin van de polisvoorwaarden. [appellanten] zijn toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, in het kader waarvan zij aannemelijk moeten maken dat sprake was van zeer beperkte kweek van hennep voor eigen gebruik ter bestrijding van pijnklachten van [appellant 2], zoals door hen is gesteld.
2. Het hof volhardt bij zijn voornoemde oordeel. Anders dan NN blijkens haar memorie na enquête kennelijk meent, is de beantwoording van de vraag of in verband met de onderhavige teelt van hennep sprake is van een risicowijziging in de zin van de polisvoorwaarden niet slechts afhankelijk van (toepassing van) de criteria van de strafrechtelijke richtlijn Aanwijzing Opiumwet, maar van alle omstandigheden van het geval. Het hof ziet dan ook geen aanleiding terug te komen op zijn beslissing om [appellanten], gelet op de inhoud van hun stellingen, toe te laten tot het leveren van tegenbewijs als geformuleerd in rov. 13 van het tussenarrest. Ten aanzien van de waardering van het door [appellanten] bijgebrachte bewijs geldt het volgende.
3. Als getuigen aan de zijde van [appellanten] zijn achtereenvolgens gehoord [naam] (hierna: [appellant 2]) en [naam] (hierna: [appellant 1]). Ofschoon met betrekking tot de waardering van de verklaringen van deze getuigen in het kader van het opgedragen tegenbewijs niet de beperking geldt als bedoeld in art. 164 lid 2 Rv., heeft het hof zich er wel rekenschap van gegeven dat het hierbij om getuigen gaat die partij zijn in deze procedure.
NN heeft afgezien van contra-enquête.
4. [appellant 2] heeft als getuige – samengevat – het navolgende verklaard.
Zij wilde verse kruiden gaan kweken en dacht dat het een goed idee was om naast kruidenplantjes ook wat wietplantjes te gaan kweken. Zij rookte in die tijd zo’n 10 à 15 joints per dag. Dat roken van wiet werkt op haar als een soort spierverslapper, zij wordt er rustig van en heeft daardoor ook minder schouderklachten. In 2012 had zij al zo’n 15-17 jaar schouderklachten, die zij had opgelopen door in een fabriek met dozen van circa 30 kg te sjouwen. In 1998 is zij in de Ziektewet terecht gekomen en daarna nog een keer in de periode voor de brand. Sinds vele jaren heeft zij een heleboel pijn, waarvoor zij pijnstillers gebruikt, met name Diclofenac, die zij altijd bij zich heeft. Zij heeft ook regelmatig fysiotherapie en is in 2013 in het AMC behandeld tegen de heftige pijn. Toen kreeg zij drie forse injecties waarmee kalk tussen de gewrichten was weg geprikt en ook een cocktail van in elk geval cortisol en Prednison is ingespoten. Ook is zij in het Reumacentrum onderzocht, waarbij is geconstateerd dat sprake is van verdikkingen in de gewrichten en slijtage in de handen; er zijn tests verricht op 12 verschillende soorten reuma, maar reuma als zodanig is daar niet uitgekomen. Zij legt een verklaring over van haar huisarts [naam] van 20 januari 2015. Voor zover daarin wordt gezegd dat de pijn weg is, betekent het eerder dat zij de pijn weer beter kan verdragen. De pijn in namelijk nooit weg, bij een verkeerde beweging krijgt zij er weer last van. De pijn is één van de hoofredenen dat zij wiet rookt, dat doet zij nog steeds.
Voorafgaand aan de brand was zij nog maar net begonnen met het kweken van kruiden en wietplantjes in de bijkeuken van haar woning. Zij denkt dat er in ongeveer tien potten zaadjes van basilicum zaten, dat zij ongeveer 8-10 hennepstekjes in potjes had gedaan, die deels al weer verlept of omgeknakt waren, en dat er in totaal nog 8 hennepstekjes overeind stonden.
De apparatuur die in de bijkeuken aanwezig was, had zij van een jongen gekocht die zij in een coffeeshop had ontmoet. Het ging om een zestal warmtelampen, een ventilator en een filter. Zij had daarvoor ongeveer € 450,- betaald. Toen de jongen deze spullen in een busje kwam afleveren, zei zij tegen hem dat zij dat alles wel veel vond, maar hij wilde ze niet meer terugnemen. Zij nam die spullen dus allemaal aan en dacht dat zij ze in een kwekersgemeente als Aalsmeer wel weer van de hand zou kunnen doen. Voorafgaand aan de brand was de ventilator aangesloten, die hing aan een zijkant van de bijkeuken aan een muur. Ook had zij twee warmtelampen aangesloten, die hingen aan een ketting van het plafond van de bijkeuken. Omdat er maar één stopcontact in de bijkeuken was, had zij ze nooit allebei tegelijk aan, maar waren ze afwisselend aan als zij overdag thuis was. De andere vier warmtelampen gebruikte zij niet, die stonden op de vloer. Zij had nooit eerder plantjes gekweekt en had van niemand aanwijzingen of hulp gehad in verband met de plantjes. Zij had de plantjes en de spullen die zij van de jongen had gekregen nog niet toen de gemeente in januari 2012 de woning bezocht en foto’s nam van onder meer de bijkeuken (gevoegd aan het proces-verbaal, hof). Die spullen zijn op die foto dan ook niet te zien, zij werden pas bezorgd in maart 2012. Voor de brand zijn zij ook nog met vakantie naar Thailand geweest in februari 2012. Ook dat was nog voordat de jongen de spullen bij hen thuis kwam brengen.
Toen zij begon met het kweken van de plantjes is er in elk geval niets aan de elektrische installatie veranderd. Zij was nooit van plan hennep te verkopen en heeft ook geen hennep verkocht. Zij en haar man hadden het goed, ze hadden allebei een baan en een prachtig huis, en er was helemaal geen reden om op deze manier bij te gaan verdienen. Zij hadden en hebben geen schulden. Zij wilde gewoon eens proberen onbespoten hennep zelf thuis te gaan kweken voor eigen gebruik. Momenteel geeft zij ongeveer € 30,- per drie dagen uit aan wiet, in de periode voor de brand kocht zij nog aanmerkelijk meer wiet. De potten die zij had aangeschaft waren nog leeg met uitzondering van de genoemde basilicum- en hennepstekjes. Zij zou nog peperplantjes krijgen van een collega en dacht ook aan tijm- en dilleplantjes. De hennepstekjes had zij gekocht van dezelfde jongen die haar de apparatuur had verkocht, het ging om een doosje met kleine stekjes. Het was een onschuldig idee, zij had er nog niet precies over nagedacht hoeveel hennepplantjes zij nodig zou hebben voor eigen gebruik. Haar man had haar geholpen met het ophangen van de ventilator en de genoemde warmtelampen. Verder bemoeide hij zich niet met de plantjes. Zij voelde af en toe of de inhoud van de potjes droog was en bewaterde ze dan met een gieter.
5. [appellant 1] heeft als getuige – samengevat – verklaard als volgt.
Voorafgaand aan de brand waren er in de bijkeuken van de woning niet veel plantjes en die stonden er eigenlijk net. Het waren activiteiten van zijn vrouw, die als een soort hobby eens wilde gaan proberen onbespoten plantjes te gaan kweken. Het ging om een stuk of tien wietplantjes, of eigenlijk hennepstekjes waarvan er alweer een paar ter ziele waren. Daarnaast stonden er kruidenplantjes, hij weet niet meer precies hoeveel. Zijn vrouw had niet eerder plantjes gekweekt, ze heeft geen groene vingers zogezegd. Hij hield zich daar verder niet mee bezig, hij is directeur van een lichtkoepelfabriek, destijds was hij commercieel manager. Zij hadden het niet nodig om wietplantjes te kweken om inkomen te verwerven, zij hadden (en hebben) het financieel goed. Zijn vrouw had in verband met die plantjes wat apparatuur gekocht van een jongen die ze in een coffeeshop had ontmoet; hij meent dat zij daarvoor ongeveer € 500,- betaald heeft, dat weet hij niet precies want hij was niet bij die aanschaf betrokken. De jongen is die apparatuur komen brengen, dat was in maart 2012. Het ging om een stuk of zes warmtelampen, een aantal filters en een soort afzuiging. Die circa zes warmtelampen heeft hij (de getuige) nog helpen ophangen in de bijkeuken aan het plafond. Eén of twee van die lampen waren af en toe overdag in gebruik, althans dat denkt hij. Hij hield zich niet bezig met die plantjes en het gebruik van die apparatuur. De filters stonden op de vloer in de bijkeuken en werden niet gebruikt. De afzuiger werd ook niet gebruikt en stond in de hoek.
Toen de gemeente in januari 2012 een bezoek bij hen thuis bracht en de foto uit het rapport van Custos (genummerd 5) nam, hadden zij de apparatuur en plantjes nog niet, dat was pas in maart 2012. In februari 2012 zijn zij ook nog met vakantie geweest in Thailand. Ook dat was nog voor de aanschaf van de apparatuur en plantjes.
Zij hebben de elektrische installatie in 2005 laten vernieuwen toen zij hun huis in 2005 hadden gekocht. Dat was in verband met een nieuwe keuken en badkamer en de daarin geplaatste apparaten zoals een combimagnetron, een jacuzzi en een stoomcabine. In verband met het stroomgebruik van die apparaten hadden zij een aantal nieuwe groepen laten plaatsen in de meterkast. Nadat de installatie nog een keer is getest en er in 2008/2009 een nieuwe elektriciteitsmeter is geplaatst, is er niets meer met de installatie gebeurd.
Hij heeft zijn vrouw rond 2000 leren kennen. Toen had ze onlangs een nieuwe baan gekregen, waarbij ze wisseldiensten draaide op Schiphol. Daarvoor had ze, naar hij heeft begrepen, in de WIA gezeten. Zijn vrouw heeft pijnklachten en hij begrijpt van haar dat ze daar minder last van heeft als ze wiet rookt. Hij schat dat zijn vrouw in de periode voor de brand ongeveer 6-8 joints per dag rookte, en dat er in die periode in de bijkeuken tussen de 30-40 plantenpotten stonden. Die stonden op de grond. Een deel van die potten was leeg, hij weet niet meer hoeveel. Naast hennepstekjes heeft hij destijds ook basilicumplantjes in die potten gezien. Er was één stopcontact en één lichtpunt in de bijkeuken.
Zelf rookt de getuige geen wiet. Afgezien van de hypothecaire lening die zij nog steeds aan het afbetalen zijn, hebben zij geen schulden en waren er ook nooit schulden. Er is geen wiet geoogst in verband met de plantjes. Er is nooit sprake van geweest dat zij zouden gaan handelen in wiet. De plantjes waren voor eigen kweek en ze keken wel wat daar uit zou komen. Er is in huis geen computergestuurde regeling van het binnenklimaat, noch een bewateringsinstallatie. In de regio waar zij wonen zijn er veelvuldig vliegbewegingen van een naar Schiphol. Van de vorige eigenaar heeft hij vernomen dat het huis in de periode voor 2000 vanuit de luchthaven Schiphol geheel is geïsoleerd in verband met het lawaai van het vliegverkeer, dat wil zeggen dat er dik isolatiemateriaal in het dak en de spouw van de woning is aangebracht.
6. In de overgelegde verklaring van huisarts [naam] van 20 januari 2015 is onder meer het volgende vermeld:
“Bovengenoemde ([appellant 2], hof) is bij ons bekend met oa. wisselende gewrichtsklachten sinds 2009 (…).
09-05-14 S 2 dagen heftige pijn + FL nu Li schouder
O add en exorot bep
E schouder
P R/21 st diclofenac natr tabl 50mg (3.1)
07-08-12 S werkt in souvenirs magazijn en heeft 15
S jaar last v oa re schouder
Relevante gegevens uit de correspondentie:
060114 [naam] (antwoord) Voet R
Enige MTP-I arthrosis. Weke delen calcificaties ter hoogte van het MTP-IV gewricht, wat onder andere kan passen bij een verkalkt hematoom.
(…)
261012 [naam] Fysiotherapeut (antwoord)
Calcificatie rechter schouder m.a.g. minder funktie in abductie en anteflexie en veranderd bewegingspatroon in scapula met beperking in adl waaronder het boven het hoofd bewegen en reiken.
Gaat op dit moment goed met de schouder. Nagenoeg geen pijn meer en geen functie beperking in adl.
090812 AMC (antwoord)
I.v.m. schouderklachten rechts → tendinitis calcarea supraspinatus → 3 injecties kenacort
230309 JBI, [naam] (antwoord)
Forse tenosynovitis extensorpezen wrs mechanisch bepaald waarvoor Kenocort injectie en consult ergotherapie.
040309 Dr. [naam] (antwoord)
tenosynorites exantensaen re hand → plan in kaart brengen → pm ergotherapie en handchirurg”
7. In een schriftelijke verklaring van [naam] (hierna: de heer [D]) van 12 september 2012 (prod. 7 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg) is onder meer het volgende vermeld:
“Ik (…) woon naast het verbrande pand en heb de brand van dichtbij meegemaakt.
Als buurman van de familie [naam] (en stiefbroer van [naam]) kom ik al jaren bijna wekelijks over de vloer en dineren wij ook vaak gezamenlijk in de keuken. Tijdens vakantie perioden van de familie paste ik op het huis, verzorgde ik de post en gaf de schildpad en de katten te eten. De kattenbak die ik dan verschoonde stond in de hal van de bijkeuken. Tot begin maart van dit jaar hebben hier nooit plantjes gestaan, ik had dit anders zeker geweten.
Begin maart zijn er een aantal plantenbakken neergezet waarin kruiden alsmede een aantal hennep stekjes. Dit alles was bedoeld voor eigen gebruik, [naam] wilde verse kruiden om mee te koken en rookt al jaren wiet waar ze baat bij heeft.
De brand is kennelijk ontstaan in de keuken,. Daar zag ik de eerste vlammen nadat [naam] me had wakker gemaakt. Na het blussen stond de houten aanbouw/bij keuken nog vrijwel onaangetast overeind. Dit is vrij snel daarna door een kraan omver getrokken en uit elkaar geplozen. Ik heb hier foto’s van genomen met mijn mobiel aangezien [naam] en [naam] op dat moment in het ziekenhuis lagen.
(…) “
8. Het hof is met name gelet op de afgelegde getuigenverklaringen van de heer en [appellant 2], aangevuld met de overgelegde foto’s van de woning van [appellanten], de verklaring van huisarts [naam], en de schriftelijke verklaring van de heer [D] (die als zodanig door NN niet is weersproken) van oordeel dat [appellanten] in het hun opgedragen tegenbewijs zijn geslaagd.
9. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van [appellant 2] dat zij al lange tijd regelmatig ernstige pijnklachten heeft, en dat zij een aanzienlijke hoeveelheid wiet rookt (mede) om die klachten te verminderen. De aard, duur en ernst van de door [appellant 2] genoemde pijnklachten vinden voldoende bevestiging in de medische gegevens, als vervat in de verklaring van haar huisarts, waaruit tevens valt af te leiden dat die klachten ook al ruim voor de brand bestonden. Verder hebben de heren [appellant 1] en [D] in hun voornoemde verklaringen bevestigd dat [appellant 2] al jaren wiet rookt, en dat zij hadden begrepen dat zij daar baat bij had.
10. Tegen deze achtergrond bezien, acht het hof het tevens aannemelijk dat [appellant 2], zoals zij als getuige heeft verklaard, vanaf maart 2012 (na terugkeer van vakantie) wiet is gaan telen voor eigen gebruik. Dit laatste wordt bevestigd in de verklaringen van de heren De Vries en [D]. Dat het daarbij om een zeer beperkte kweek van hennep ging, leidt het hof af uit de getuigenverklaringen van de heer en [appellant 2], waarin tot uitdrukking komt dat het om hooguit 10 hennepstekjes ging (geen volgroeide hennepplanten), waarvan er inmiddels (vóór de brand) een paar geknakt c.q. verlept waren. Ook [D] heeft verklaard dat het om “een aantal hennep stekjes” ging, bedoeld voor eigen gebruik. Dat er in de overige aangetroffen bakken nog meer hennepplanten aanwezig waren, is niet gebleken. De heer en [appellant 2] hebben verklaard dat daarin (andere) kruiden (basilicumplantjes) stonden en dat een deel van die bakken leeg was. Dat er naast hennep ook andere kruiden in (een deel van) de bakken stonden, wordt bevestigd door [D]. NN heeft, afgezien van de overgelegde testresultaten van één monster, overigens geen onderzoek laten doen naar de aard van de plantenresten in de na de brand aangetroffen bakken, welke keuze voor haar rekening blijft. Het hof ziet niet in dat deugdelijk (representatief) onderzoek naar de plantenresten in die bakken onmogelijk zou zijn geweest, te minder nu gesteld noch anderszins is gebleken dat de bakken kort na de brand van het perceel zouden zijn verwijderd.
11. Dat het in de bijkeuken aanwezige isolatiemateriaal zou zijn aangelegd met het oog op de kweek van hennep, is evenmin gebleken. [appellant 1] heeft als getuige immers (onweersproken) verklaard dat hij van de vorige eigenaar had vernomen dat de woning geheel geïsoleerd was in verband met het lawaai van vliegverkeer van en naar Schiphol. Ook is niet gebleken dat [appellanten] in de periode voor de brand in verband met die plantjes meer dan twee warmtelampen in gebruik hadden. Deze twee warmtelampen werden afwisselend gebruikt, zoals de heer en [appellant 2] als getuigen hebben verklaard. De onderzoekers De Feijter en Reijman van Efectis hebben in hun rapport van 21 december 2012 (productie 7a bij memorie van grieven) verklaard dat voor de kweek van 10 plantjes twee warmtelampen van 400 Watt of één van 600 Watt nodig zijn, hetgeen (goeddeels) overeenstemt met het genoemde afwisselende gebruik van twee warmtelampen door [appellanten]. Het elektriciteitsverbruik van [appellanten] in de periode direct voor de brand wijst overigens niet in een andere richting. Integendeel, uit de overgelegde informatie van de Nederlandse Energie Maatschappij (bijlagen 5 en 6 van het bij conclusie van antwoord overgelegde rapport van CED) valt af te leiden dat het elektriciteitsverbruik in de periode van 25 mei 2011 tot 19 april 2012 juist is gedaald ten opzichte van het verbruik in de twee perioden daarvoor. Het verbruik laag, gemeten in april 2012 (over 11 maanden), bedraagt 3.069 (tegenover 3.178 gemeten in mei 2011 (over 11 maanden) en 3.831 gemeten in juni 2010 over 13 maanden), en het verbruik hoog, gemeten in april 2012, bedraagt 2.903 (tegenover 3.006 gemeten in mei 2011 en 3.669 gemeten in juni 2010). Het elektriciteitsverbruik in de periode direct voor de brand duidt dan ook geenszins op het in bedrijf nemen van een hennepkwekerij. Dat er (ook) al voor 2012 sprake zou zijn geweest van het kweken van hennepplantjes, wordt weerlegd door de voornoemde verklaringen van de heer en [appellant 2] en de heer [D], en vindt ook overigens onvoldoende steun in de overgelegde stukken.
12. Het hof is verder van oordeel dat de getuigenverklaringen van de heer en [appellant 2] voldoende duidelijk, concreet en consistent zijn, en dat zij niet in relevante mate afwijken van de inhoud van hun eerder afgelegde verklaringen. NN heeft bovendien geen nader bewijs bijgebracht (in contra-enquête of anderszins) ter staving van haar stelling dat sprake is van een hennepkwekerij die een risicowijziging meebrengt als bedoeld in art. 7.1. van de polisvoorwaarden. Nu het door NN voorshands geleverde bewijs terzake van het bestaan van een dergelijke hennepkwekerij op grond van al het voorgaande is ontzenuwd, faalt het op risicowijziging gebaseerde verweer van NN. Omdat niet vast is komen te staan dat sprake is geweest van een hennepkwekerij als door NN gesteld, dient ook haar (subsidiaire) verweer dat [appellanten] een verkeerde of onvolledige voorstelling van zaken hebben gegeven ten aanzien van de schadeclaim met het opzet haar te misleiden, als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen. Om dezelfde reden bestaat evenmin grond voor opname van [appellanten] in de na te noemen registratie en registers.
13. Dit alles betekent dat de grieven slagen en dat de vordering van [appellanten] tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst gegrond is en voor toewijzing in aanmerking komt. Het bewijsaanbod van NN zal als onvoldoende gespecificeerd dan wel niet (langer) ter zake dienend, worden gepasseerd.
14. [appellanten] hebben blijkens de appeldagvaarding thans gevorderd dat NN wordt veroordeeld om:
( i) dekking te verlenen onder de opstalpolis van [appellanten];
(ii) de schade te vergoeden die [appellanten] hebben geleden ten gevolge van de brand op 5 april 2012, te weten € 422.778,50, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen datum;
(iii) de registratie van [appellanten] te verwijderen uit de gebeurtenissenregistratie en het incidentenregister van NN, alsmede te verwijderen uit het Extern Verwijzingsregister, zulks onder verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat NN in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
(iv) de buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden;
( v) de proceskosten in beide instanties te vergoeden.
15. Tegen de onderdelen (i) en (ii) van de vordering is door NN verder geen, dan wel onvoldoende (specifiek) verweer gevoerd, zodat deze onderdelen zullen worden toegewezen. De onder (ii) gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding, te weten 10 september 2012. NN heeft in de memorie van antwoord (onder 3.35) gesteld dat in de gebeurtenissenregistratie en het incidentenregister in elk geval nog informatie is opgenomen over het feit dat [appellanten] hennep in hun woning teelden en dat dit voor NN een niet-acceptabele risicowijziging met zich meebrengt. Gelet hierop, komt onderdeel (iii) van de vordering eveneens voor toewijzing in aanmerking, omdat de vorenbedoelde stelling van NN geen doel treft. De onder (iii) gevorderde dwangsom zal worden bepaald op € 1.000,- per dag en worden gemaximeerd als na te melden. De onder (iv) gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet gespecificeerd en evenmin onderbouwd. Zij zullen dan ook worden afgewezen.
16. NN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
17. Aangezien [appellanten] in hoger beroep niet hebben gevorderd dat de beslissing van het hof uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, bestaat geen aanleiding (alsnog) in te gaan op het in eerste aanleg gevoerde verweer van NN om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege te laten, dan wel daaraan de voorwaarde van zekerheid te verbinden als bedoeld in art. 233 lid 3 Rv..
Beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- vernietigt het bestreden vonnis en
opnieuw recht doende:
- veroordeelt NN om dekking te verlenen onder de opstalverzekering van [appellanten] en
de schade te vergoeden die [appellanten] hebben geleden ten gevolge van de brand op 5 april 2012, te weten € 422.778,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt NN om de registratie van [appellanten] te verwijderen uit de gebeurtenissenregistratie en het incidentenregister van NN, alsmede deze te verwijderen uit het Extern Verwijzingsregister, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat NN na verloop van vijf dagen na de betekening van dit arrest in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
- veroordeelt NN in de kosten van het geding in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van [appellanten] begroot op € 540,69 aan verschotten (te weten € 104,69 aan explootkosten en € 436,- aan griffierecht), en € 5.160,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt NN in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellanten] begroot op € 375,71 (te weten € 76,71 aan explootkosten en € 299,- aan griffierecht), en € 17.527,50 aan salaris advocaat.
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, A.J.M.E. Arpeau en J.M. Willink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.