ECLI:NL:GHDHA:2015:3681
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- I. Obbink-Reijngoud
- L.F.A. Husson
- A.S. Mertens - de Jong
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in een echtscheidingszaak met betrekking tot alimentatie en verdeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Den Haag. De man, verzoeker in hoger beroep, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van 14 augustus 2015, waarin de rechtbank onder andere had bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 950,- per maand voor haar levensonderhoud moest betalen en dat de vrouw aan de man € 95,- per maand voor de verzorging van hun minderjarige kind moest betalen. De man verzocht het hof om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te schorsen, omdat hij meende dat de beschikking berustte op een kennelijke misslag van de rechtbank en hij geen draagkracht had om de alimentatie te betalen. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de man geen gronden had aangevoerd die de schorsing rechtvaardigden.
Het hof overwoog dat bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter. Het hof oordeelde dat de man geen gronden had aangevoerd die erop wezen dat de bestreden beschikking op een juridische of feitelijke misslag berustte. Het hof wees het verzoek van de man tot schorsing af en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De behandeling van de zaak ten aanzien van het hoger beroep zal op een nader te bepalen datum worden voortgezet.