ECLI:NL:GHDHA:2015:3642

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
200.171.191.01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot storting van vermogen in vennootschap door curator van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de curator van een rechthebbende. De curator had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 maart 2015, waarin het verzoek werd afgewezen om een schenking van € 24.676,- te doen aan de rechthebbende en dit bedrag te storten in een vennootschap. De curator stelde dat het vermogen van de rechthebbende op een fiscaal vriendelijke manier beheerd moest worden, maar het hof oordeelde dat de verlening van de machtiging zou leiden tot onttrekking van het vermogen aan het toezicht van de kantonrechter. Het hof benadrukte dat de curator verantwoordelijk is voor een doelmatige belegging van het vermogen van de onder curatele gestelde en dat de voorgestelde waarborgen niet voldoende waren om het toezicht te waarborgen. Het hof verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen gelijke gevallen waren die gelijk behandeld moesten worden. De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de curator af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 december 2015
Zaaknummer : 200.171.191/01
Zaaknummer rechtbank : 2338605/13-87778
Cb. nr. : 89924
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
de moeder van de rechthebbende en curator, hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. J.A.M. Reuser te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De curator is op 9 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 maart 2015 van de rechtbank Den Haag.
De zaak is op 13 november 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig: de curator, bijgestaan door haar advocaat. Aan de echtgenoot van de curator, de heer [naam echtgenoot] , is bijzondere toegang tot de zitting verleend. De curator heeft, door de heer [naam echtgenoot] opgestelde aantekeningen overgelegd, die door de heer [naam echtgenoot] zijn voorgedragen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de curator, tot toestemming om aan de rechthebbende een schenking te doen van € 24.676,-, dat bedrag te storten in een vennootschap waarvan de rechthebbende als enige het vermogensbelang heeft en waarin de rechthebbende een bedrag van € 25.000,- zal storten als aandelenkapitaal, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van de curator tot toestemming om aan de rechthebbende een schenking te doen van € 24.676,-, dat bedrag te storten in een vennootschap waarvan de rechthebbende als enige het vermogensbelang heeft en waarin de rechthebbende een bedrag van € 25.000,- zal storten als aandelenkapitaal.
2. De curator verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

  • de curator te machtigen om het vermogen van de rechthebbende op de door haar gewenste wijze te beleggen, al dan niet onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de curator terzake jaarlijks tegenover de kantonrechter verantwoording aflegt op het door haar ten aanzien van het vermogen van de rechthebbende gevoerde beleid en onder zodanige verdere, al dan niet in paragraaf 40 van het hoger beroep genoemde, voorwaarden als het hof wenselijk zou achten;
  • te bepalen dat de eventuele door het hof op te leggen voorwaarden slechts gelden voor het vermogen van de rechthebbende ten bedrage van € 47.352,- dat op 1 januari 2013 aan haar, via de curator, ter beschikking stond en dat de door het hof op te leggen voorwaarden niet gelden voor de door de curator en haar echtgenoot nadien op voorwaarde van belegging in het privébeleggingsfonds aan de rechthebbende gedane giften en evenzeer niet voor de giften van de curator en haar echtgenoot en eventuele derden onder voorwaarde dat het gedoneerde geldbedrag in het privébeleggingsfonds van de rechthebbende moet worden geïnvesteerd, in de toekomst;
  • te bepalen dat de eventuele voorwaarden van het hof, welke in de statuten van het beleggingsfonds dienen te worden opgenomen, middels een wijziging van die statuten moeten worden nagekomen binnen een door het hof te bepalen termijn;
  • te bepalen dat degenen die in de toekomst als opvolgende curator over het vermogen van de rechthebbende het beheer zullen gaan voeren volledig gehouden zullen zijn om de in de beslissing van het hof op te nemen voorwaarden, die door het hof aan de toestemming tot belegging door ede curator worden verbonden, op te volgen;

Subsidiair:

- de curator te machtigen om vanuit het vermogen van de rechthebbende aan de privébeleggingsvennootschap [naam B.V.] een lening te verstrekken voor een dusdanig bedrag aan rente dat het rendement daarop, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk is, zulks onder zodanige voorwaarden als het hof wenselijk zou achten.
3. De curator voert het volgende aan. Zij heeft sinds zij tot curator is benoemd, rekening en verantwoording afgelegd betreffende het financiële beleid over het vermogen van de rechthebbende, de dochter van de curator en haar echtgenoot, en dat beleid is ook steeds goedgekeurd. Omdat de curator en haar echtgenoot enigszins op leeftijd zijn gekomen en zij hun dochter, de rechthebbende, zo verzorgd mogelijk willen achterlaten hebben zij steeds binnen de fiscaal wettelijke mogelijkheden gepoogd om zo fiscaal vriendelijk als mogelijk enig vermogen van hen naar de rechthebbende over te hevelen, zoals zij dat ook doen naar hun twee andere kinderen. De rechthebbende ontvangt per maand inkomsten uit haar Wajonguitkering als ook zorg- en huurtoeslag. Haar maandelijkse noodzakelijke uitgaven overstijgen echter haar inkomsten. Indien zij over vermogen in box 3 en dus over fictief inkomen daaruit beschikt zou zij dus zeer snel op haar spaargelden interen, omdat zij dan geen huur- en zorgtoeslag zou ontvangen en daarnaast zou haar eigen bijdrage aan het CAK ook hoger zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat de rentestand al jarenlang op een zeer laag niveau ligt maar dat de fiscus nog uitgaat van een rendement van 4%. Het doneren aan de rechthebbende van een of meer geldsommen die direct tot haar vermogen gaan behoren zorgt dus voor een negatief rendement en zij zal als gevolg daarvan ook geen of minder aanspraak kunnen maken op een zorg- en huurtoeslag. De curator is het eens met de rechtbank dat het niet de bedoeling is dat er, zonder goede reden, gelden aan het vermogen van de rechthebbende worden onttrokken en dat daarvoor in ieder geval de toestemming van de rechter is vereist. Ook kan de curator zich vinden in de overweging van de rechtbank dat de rechter in beginsel voldoende inzicht moet hebben in het beheer over het vermogen van de rechthebbende. De curator is het desalniettemin niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij realiseert zich dat het onderbrengen van het vermogen van de rechthebbende in een besloten vennootschap een vorm van vermogensplanning is en een vorm van taxplanning, maar zij ziet niet in wat daarop tegen zou kunnen zijn. De rechtbank heeft naar haar mening de zeer zelden vooraf en meestal zelfs achteraf mogelijke controle over het beheer van het vermogen van de rechthebbende laten prevaleren boven de wens en zelfs de verplichting van de curator om het vermogen van de rechthebbende zo goed mogelijk te beheren en ervoor te zorgen dat dat vermogen zonder risico’s toeneemt en in ieder geval niet onnodig afneemt. Voor de curator is het onbegrijpelijk dat de belegging voor de rechthebbende in een eigen beleggingsfonds niet is toegestaan omdat daar geen, althans onvoldoende, controle op zou bestaan. Bij een eigen (privé)beleggingsfonds bestaan er voldoende mogelijkheden om het bestuur van het beleggingsfonds dwingende instructies te geven, door middel van het opnemen van allerlei bepalingen in de statuten, om het volledige toezicht op de vennootschap door de curator en de inbreng van de curator van de rechthebbende bij het beleid van de vennootschap compleet te waarborgen. Met deze constructie wordt het vermogen van de rechthebbende niet aan de wettelijke waarborgen onttrokken, maar is het alleen van samenstelling veranderd. In plaats van een vordering op de bank is er sprake van aandelen in een vennootschap, of subsidiair een vordering op een vennootschap waarover de volledige controle bestaat, anders dan bij een bank, die vaak ook een vennootschap is. Op basis van de door de curator genoemde voorwaarden krijgt de curator van de rechthebbende volledige beschikkingsbevoegdheid over het vermogen van de vennootschap, waardoor er feitelijk van een personele unie gesproken moet worden. Door die personele unie verandert er in zeggenschap niets ten opzichte van het beleggen in privé. De directie van de vennootschap is verantwoording verschuldigd aan de algemene vergadering van aandeelhouders, dus als er één aandeelhouder is: aan die ene aandeelhouder en derhalve aan de rechthebbende als enig aandeelhouder, met als gevolg dus aan de curator van de rechthebbende. De curator van de rechthebbende is weer verantwoording verschuldigd aan de rechter, die aan de curator op voorhand verplichtingen kan opleggen tot het nemen van bepaalde besluiten op de algemene vergadering van aandeelhouders en / of aanwijzingen kan geven hoe op de algemene vergadering van aandeelhouders door de curator namens de rechthebbende als de enige aandeelhouder moet worden gehandeld / gestemd. De onherroepelijke volmacht dient niet gegeven te worden aan de persoon van de curator maar aan de curator in diens hoedanigheid, waardoor die niet eindigt wanneer er een andere curator zou worden benoemd. In de statuten zou kunnen worden opgenomen dat, indien de volmacht beëindigd zou worden, de activa van de vennootschap onvoorwaardelijk aan de rechthebbende in privé moeten worden overgedragen. Nog afgezien van het feit dat hiermee een sanctie is opgenomen, is de curator van mening dat ook in het geval niet een dergelijke constructie in het leven wordt geroepen niet te voorkomen is dat een curator kan wanpresteren en kan nalaten om adequaat verantwoording af te leggen. Dat een wettelijke grondslag voor goed- of afkering door de rechter van de door de bestuurder van de vennootschap verrichte beheers- of beschikkingshandelingen ontbreekt is op zichzelf wel juist, maar daarvan is geen sprake wanneer er een doorkoppeling naar de curator van de rechthebbende zou komen door de directeur van de beleggingsvennootschap dezelfde persoon te laten zijn als de curator van de rechthebbende. De rechter kan aan de bestuurder inzake het te voeren beheer over het vermogen van de vennootschap aanwijzingen geven als de curator van de rechthebbende aan de directeur van de vennootschap aanwijzingen kan geven welke de directeur, in dezelfde persoon verenigd zijnde, dient op te volgen. Op zichzelf is juist dat de rechter ten aanzien van de vennootschap geen enkele wettelijke taak of bevoegdheid heeft, maar dit is anders wanneer er een niet los te koppelen verbinding wordt gecreëerd, die slechts ingevolge de wens van de controlerende rechter ongedaan gemaakt zou kunnen worden. De curator dient in het belang van de rechthebbende te handelen en in geen enkel ander belang, en het opleggen van voorwaarden zorgt voor een andere situatie dan in de zaak waarover het hof Den Bosch heeft beslist en waarnaar wordt verwezen door de rechtbank. Het standpunt van de kantonrechter heeft volgens de curator tot gevolg dat er een aanzienlijk verschil in besteedbaar inkomen ontstaat tussen mensen met een verstandelijke beperking die onder curatele staan en mensen met een verstandelijke beperking die niet onder curatele staan, hetgeen niet de bedoeling van een onder curatele stelling kan zijn.
4. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:385 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang met artikel 1:336 BW de curator ervoor dient te zorgen dat de onder curatele gestelde overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd. Op grond van artikel 1:386 lid 2 BW draagt de curator zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de onder curatele gestelde, voor zover dit niet besteed behoort te worden voor een voldoende verzorging van de onder curatele gestelde.
5. Naar het oordeel van het hof heeft verlening van de door de curator verzochte machtiging tot gevolg dat het vermogen van de rechthebbende wordt onttrokken aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van (direct) toezicht door de kantonrechter. Daaraan doen de door de curator voorgestelde waarborgen niet af. Met de beoogde handelingen verlaat het desbetreffende kapitaal immers het vermogen van de rechthebbende, al dan niet tegen uitreiking van aandelen, en gaat het behoren tot het vermogen van de vennootschap, die een afzonderlijke juridische entiteit vormt. Het beheer van en de beschikking over het kapitaal zijn vanaf dat moment voorbehouden aan het bestuur van de vennootschap. De omstandigheid dat de rechthebbende in plaats van het kapitaal aandelen in de vennootschap verkrijgt doet aan het voorgaande niet af. Voor zover de kantonrechter invloed kan uitoefenen op de wijze waarop de curator namens de rechthebbende met de aandelen en het daaraan verbonden stemrecht omgaat, heeft hij daarmee immers nog geen zeggenschap over het vermogen van de vennootschap. Dat de curator zich bereid heeft verklaard aan de kantonrechter rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid van de vennootschap verandert niets aan het feit dat een wettelijke basis hiervoor als ook een wettelijke sanctie op het niet-nakomen van deze toezegging ontbreekt. Het hof neemt daartoe mede in aanmerking dat het in artikel 2:239 BW vastgelegde beginsel van autonomie van het bestuur van de vennootschap inhoudt dat besluiten van het bestuur van de vennootschap alleen kunnen worden onderworpen aan de goedkeuring van andere organen van de vennootschap, indien zulks in de statuten van de vennootschap is bepaald. Dit beginsel staat eraan in de weg dat beslissingen van het bestuur van de vennootschap, dan wel andere organen van de vennootschap, worden onderworpen aan de goed- of afkeuring van de kantonrechter, dan wel dat de kantonrechter bindende aanwijzingen zou kunnen geven aan organen van de vennootschap omtrent de uitoefening van hun bevoegdheden. Het voorgaande betekent dat er geen wettelijke basis is voor het toezicht door de kantonrechter op het vermogen van de vennootschap, zodat het de curator in zijn hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap vrij staat hierover naar eigen inzicht te beschikken en beheershandelingen te verrichten mits in het belang van de vennootschap. Of dit belang van de vennootschap duurzaam zal worden gelijkgesteld aan het belang van de rechthebbende is aan het oordeel van het bestuur overgelaten. Aan het voorgaande kan niet afdoen dat de curator bij slecht bestuur aansprakelijk is jegens de rechthebbende. Het hof verwijst ook naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3334).
6. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verzochte machtiging om het vermogen van de rechthebbende op de door de curator gewenste wijze te beleggen niet alsnog moet worden verleend.
7. Het verzoek van de curator om haar te machtigen om vanuit het vermogen van de rechthebbende aan de privébeleggingsvennootschap [naam B.V.] een lening te verstrekken voor een dusdanig bedrag aan rente dat het rendement daarop, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk is, is naar het oordeel van het hof, mede gelet op het voorgaande, onvoldoende met waarborgen omkleed. Het hof zal dit verzoek derhalve afwijzen.
8. De curator heeft nog een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel door aan te voeren dat het standpunt van de kantonrechter tot gevolg heeft dat er een aanzienlijk verschil in besteedbaar inkomen ontstaat tussen mensen met een verstandelijke beperking die onder curatele staan en mensen met een verstandelijke beperking die niet onder curatele staan. Het hof verwerpt dit beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat er naar het oordeel van het hof geen sprake is van gelijke gevallen die gelijk dienen te worden behandeld. Curatele is een beschermingsmaatregel voor personen die niet ten volle in staat zijn hun eigen belangen zelfstandig te behartigen. Personen met een verstandelijke beperking die niet onder curatele staan ontberen de bescherming die de betreffende maatregel biedt en zijn derhalve niet gelijk aan curandi.
9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, E.A. Mink en A.W.M. Willems, bijgestaan door mr. M.M. Rasmijn als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2015.