De waarde
7. Verweerder heeft bij de waardering van het perceel met instemming van eiser de volgende verdeling gehanteerd:
- ondergrond van de woning met een oppervlakte van 160 m²; deze is volledig tegen een prijs van € 420,- per m² in de waardering betrokken;
- waterstaatswerkzone (WSW) met een totale oppervlakte van 595 m²; de volgens de Keur in de waterstaatswerkzone liggende omliggende grond van de woning; de grond is volgens een staffel gewaardeerd: (500 m² -/- 160 m² ondergrond) 340 m² is gewaardeerd tegen € 420,-
per m² en 255 m² tegen € 210,- per m²;
- beschermingszone (BS); de volgens de Keur in de beschermingszone liggende restgrond; deze grond is met toepassing van een staffel gewaardeerd op € 210,- per m²;
- water; het gedeelte van het perceel van 925 m² dat uit water bestaat; dit gedeelte is in verband met de uitzonderingsbepaling van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling niet in de waardering betrokken;
- de Teensloot is op verzoek van eiser als afzonderlijk onderdeel gewaardeerd voor € 210,- per m².
In overeenstemming met deze verdeling van de grond heeft verweerder de onroerende zaak als een samenstel van gebouwde en ongebouwde eigendommen afgebakend: het gebouwde eigendom wordt gevormd door de woning en een perceel van 1.425 m², en het ongebouwde eigendom behelst het water met een oppervlakte van 925 m².
8. Verweerder heeft voor de (onderscheiden) grond(delen) van de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten dezelfde staffel gehanteerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de juistheid van de staffel, tegenover de ongemotiveerde betwisting door eiser, aannemelijk gemaakt. Voorts heeft verweerder de staffel op juiste wijze toegepast. Verweerder heeft de Teensloot terecht in de waardebepaling van de onroerende zaak betrokken, nu deze een functie vervult in het kader van de ontwatering van het perceel en derhalve een waarde vertegenwoordigt.
De door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten [U] en [T] en ook de vergelijkingsobjecten [Q] en [P] zijn wat de belangrijkste waarde bepalende elementen betreft - zoals ligging en perceeloppervlakte -vergelijkbaar met de onroerende zaak. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de voor die objecten gerealiseerde verkoopprijzen, met in aanmerking neming van verschillen niet in onjuiste verhouding staat tot de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde.
9. Eiser heeft verklaard zich te kunnen vinden in de waardering van de opstal; zij het dat hij een vermindering van € 50.000,- bepleit in verband met de ge- en verboden die de Keur met zich brengt. Deze stelling treft geen doel. De beperkingen die uit de Keur voortvloeien betreffen immers de grond en niet de opstal. Bovendien hebben de door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten [U] en Nachtegaalspad 25 door hun ligging eveneens met de uit de Keur voortvloeiende ge- en verboden te maken. De eventueel daarvan uitgaande waardedrukkende invloed op de grondwaarde zal derhalve in de voor die objecten gerealiseerde verkoopprijzen tot uitdrukking zijn gekomen, zodat die invloed reeds in de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde is verdisconteerd.”