Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
- [appellant] is van 1 augustus 1991 tot 1 januari 2012 bij KPN in dienst geweest, laatstelijk als [functie].
- De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per 1 januari 2012 beëindigd middels een vaststellingsovereenkomst van 30 december 2011 nadat KPN [appellant] in december 2011 op staande voet had ontslagen wegens onrechtmatig gebruik van de hem door KPN ter beschikking gestelde tankpas.
- In artikel 7.3 van de vaststellingsovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
- Per 15 april 2013 is [appellant] in dienst getreden van Alcatel Lucent (hierna: Alcatel). Dit bedrijf was destijds (gedeeltelijk) gehuisvest in gebouwen die eigendom zijn van (en in medegebruik zijn bij) KPN aan de Witte Kruislaan te Hilversum en aan het Maanplein te Den Haag. [appellant] had een toegangspas nodig van KPN om zijn werkzaamheden voor Alcatel op deze locaties te kunnen verrichten.
- Alcatel heeft aan KPN verzocht om een toegangspas ten behoeve van [appellant] te verstrekken. Op 12 april 2013 heeft KPN dit geweigerd.
- Alcatel heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] gedurende de overeengekomen proeftijd beëindigd.
- [appellant] heeft daarop KPN in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter. In het vonnis van 4 juni 2013 heeft de kantonrechter – voor zover van belang – het volgende overwogen:
- De kantonrechter heeft KPN in kort geding gelast op straffe van verbeurte van dwangsommen om aan [appellant] een tijdelijke toegangspas (een ‘bezoekerspas’) zonder verdere autorisatie, te verstrekken.
4.De beoordeling in hoger beroep
moet worden toegegeven dat uit de bewoordingen van 7.3 van de vaststellingsovereenkomst niet direct is op te maken hoe het “goed werkgeverschap” zich exact verhoudt tot het daarin ook genoemde verbod tot het doen van negatieve uitlatingen. Maar uit de titel van genoemde regeling (“Geheimhouding”), de bewoordingen van 7.3 en bij gebreke van enige aanwijzing welke meer specifieke bedoeling partijen met deze regeling hebben gehad, moet – met toepassing van de Haviltex-norm – de conclusie worden getrokken dat KPN hierin geen afstand heeft gedaan van haar bevoegdheid om als eigenaar/verhuurder én aanbieder in de zin van artikel 11a van de Telecommunicatiewet, haar kennis van de gebeurtenissen die tot het ontslag hebben geleid aan te wenden ter bescherming van haar eigen belangen. Voor zover [appellant] betoogt dat hij 7.3 van de vaststellingovereenkomst zo heeft opgevat als hij bepleit, is het vertrouwen op die betekenis van het beding niet gerechtvaardigd.
Het feit dat KPN niet van allen die toegang verzoeken tot haar bedrijfsgebouwen een verklaring omtrent gedrag verlangt, zulks ter beoordeling van mogelijke integriteitsrisico’s, ontneemt haar niet de bevoegdheid de toegang aan [appellant] te weigeren, nu KPN in dit specifieke geval uit hoofde van het eerdere dienstverband wetenschap heeft van het bedoelde integriteitsrisico.
De omstandigheid – voor zover al juist – dat [appellant] de (psychische) problemen die de oorzaak zijn geweest van zijn frauduleuze handelingen in 2011 inmiddels onder controle had, behoefde KPN er niet van te weerhouden zonder nadere informatie over de actuele psychische gesteldheid van [appellant], de toegang te weigeren. Daarbij heeft KPN mee mogen wegen dat haar, ten tijde van het ontslag van [appellant], niets over dergelijke persoonlijke problemen bekend is gemaakt.
Dat Alcatel de enige potentiële werkgever is voor hem omdat hij elders, in of buiten de telecommunicatiebranche, geen reële mogelijkheden heeft werk te vinden, heeft [appellant] niet gesteld, althans niet voldoende onderbouwd.
Kortom, KPN heeft niet onzorgvuldig gehandeld jegens [appellant] door hem geen ongeclausuleerde ‘toegangspas’ te verstrekken.
Daarin volgt het hof [appellant] niet, op grond van het volgende.
In het op 16 mei 2013 behandelde kort geding – dat dus plaats vond nadat Alcatel de overeenkomst met [appellant] al op of rond 21 april 2013 in de proeftijd had beëindigd – vorderde [appellant] blijkens het petitum van de dagvaarding afgifte van een (ongeclausuleerde) ‘toegangspas’ (waarmee hij de bedrijfsgebouwen dus zelfstandig zou kunnen betreden), niet van een ‘bezoekerspas’. Kennelijk is tijdens de behandeling van het kort geding de mogelijkheid tot het (begeleid) verlenen van toegang op basis van een ‘bezoekerspas’ aan de orde gekomen. KPN heeft zich (op of kort na 23 mei 2013) bereid getoond aan een dergelijke oplossing mee te werken.
Als het hof aanneemt dat [appellant] al (ruim) voor het kort geding heeft gevraagd (louter) om een bezoekerspas, zonder autorisaties, dan geldt naar het oordeel van het hof dat de (ook al veronderstelde) weigering van KPN medewerking te verlenen aan deze oplossing niet als misbruik van bevoegdheid door KPN is aan te merken. Duidelijk was immers dat [appellant] een oplossing voor langere termijn, een termijn van circa een half jaar, wilde. Dit zou, naar het oordeel van het hof, neerkomen op een oplossing van structurele aard. Gelet op de aanleiding voor KPN om te komen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [appellant] heeft KPN in redelijkheid kunnen weigeren aan een dergelijke structurele oplossing medewerking te verlenen.
[appellant] zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, met inbegrip van een veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente. Voor een veroordeling tot betaling van nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling op grond van de wet daarvoor ook een executoriale titel verschaft, zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116.
Over het bedrag van de proceskosten die [appellant] aan KPN dient te vergoeden zal hij wettelijke rente verschuldigd zijn, zoals door KPN gevorderd. De proceskostenveroordeling zal, als verlangd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.