ECLI:NL:GHDHA:2015:303
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.C.A. Duindam
- H.C. Grootveld
- H.A. van Brummen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep beslissing ex art. 591a Sv over vergoeding kosten rechtsbijstand bij mediation
Op 19 februari 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met mediation, ingediend door verzoeker, die in een strafzaak was betrokken. De officier van justitie had zijn vervolgingsbeslissing afhankelijk gesteld van de uitkomst van de mediation tussen verzoeker en de aangever, die aangifte had gedaan van (zware) mishandeling. De rechtbank had eerder een bedrag van € 4.690,45 toegekend aan verzoeker voor de kosten van rechtsbijstand, maar de officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beschikking.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand afgewezen. Het hof oordeelde dat, hoewel de kosten voor rechtsbijstand in het kader van mediation niet expliciet onder artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering vallen, de uitkomst van de mediation wel degelijk van invloed was op de strafzaak. De mediation had geleid tot een schadevergoeding van € 3.600,- aan de aangever, wat volgens het hof de kosten voor rechtsbijstand niet rechtvaardigde voor vergoeding. Het hof concludeerde dat de omstandigheden van de zaak niet voldoende waren om de kosten voor rechtsbijstand in dit geval te vergoeden, en dat de beslissing van de rechtbank niet in stand kon blijven.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de kosten van rechtsbijstand in het kader van mediation zorgvuldig te beoordelen, vooral wanneer deze kosten niet direct voortvloeien uit een strafrechtelijke procedure. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen, waarmee het hof de lijn van redenering van de officier van justitie volgde.