Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 27 oktober 2015
De ondernemingsraad vanCB&I Nederland B.V., CB&I Oil & Gass Europe B.V., Lummus Technology Heat Transfer B.V. en Lutech Resources B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
hypotax-regeling gehanteerd. Deze regeling heeft tot doel te voorkomen dat werknemers fiscaal nadeel ondervinden van hun uitzending naar het buitenland. De regeling voorziet er in dat de werkgever de door de werknemer in zowel het werkland als het thuisland verschuldigde inkomstenbelasting draagt. Ter compensatie van deze draagplicht houdt de werkgever maandelijks op het bruto loon een bedrag in: de hypotax. De omvang van de hypotax is gebaseerd op de door de werknemer in het thuisland (fictief) verschuldigde inkomstenbelasting. De werkgever berekent de omvang van de hypotax.
Tax Reimbursement. Om daar aanspraak op te maken diende de werknemer gegevens aan Deloitte te verstrekken voor het berekenen van de (fictief) in Nederland verschuldigde belasting. De werknemer met geen of lagere aftrekposten dan die waarmee rekening was gehouden bij de berekening van de maandelijkse hypotax - dus wiens aftrekposten lager waren dan waarmee in de tabellen van Mercer rekening was gehouden - was niet verplicht om daarvan opgave aan Deloitte te doen. Aldus genoot deze werknemer hogere (fictieve) aftrekposten dan zijn daadwerkelijke aftrekposten en dus een netto loonvoordeel.
"in de onderneming werkzame personen"zijn in de zin van art. 1 lid 2 WOR. CB&I heeft dit gemotiveerd bestreden. Op dit punt is echter geen beslissing nodig, omdat ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat bedoelde werknemers
"in de onderneming werkzame personen"zijn, er van instemmingsplichtige besluiten in de door de OR verdedigde zin geen sprake is. De hierna komende rechtsoverwegingen gaan uit van genoemde veronderstelling. Het hof zal hierna in r.o. 8 wel, zij het ten overvloede en kort, ingaan op de vraag of hier sprake is van
"in de onderneming werkzame personen"in de zin van art. 1 lid 2 WOR.
1 januari 2014 voor de uitgezonden werknemer zonder aftrekposten, of met lagere aftrekposten dan die uit de tabellen van Mercer volgden, een netto loonvoordeel ontstond ten opzichte van de situatie waarin deze werknemer in Nederland werkzaam zou blijven. Echter, niet weersproken is dat een dergelijk voordeel niet beoogd werd en dat mede om die reden de hypotax-regeling is gewijzigd. Nu de hypotax-regeling niet beoogde een beloning te regelen is deze geen beloningsregeling in de zin van art. 27 lid 1 onder c WOR (HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155, r.o. 3.5). De wijziging van de hypotax-regeling is dan ook niet instemmingsplichtig onder die noemer. Dat de wijziging van de regeling gevolgen heeft of kan hebben voor de omvang van het nettoloon, en dat het genoemde netto loonvoordeel als beloning werd ervaren, maakt dit niet anders.
"netto loonafspraak"is gemaakt, is van een beloningsregeling in de zin van art. 27 lid 1 onder c WOR geen sprake. In dat geval regelt de hypotax-regeling een primaire arbeidsvoorwaarde en een regeling met dat oogmerk is niet instemmingsplichtig (HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4770, r.o. 3.4 ). Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat de (wijziging van de) hypotax-regeling tot doel heeft de rangorde van beloningen, anders gezegd: het "loongebouw" van CB&I in Nederland, vast te stellen, wijzigen of in te trekken.
omtrent het verwerken van alsmede de bescherming van persoonsgegevens". Dit is onvoldoende onderbouwd. CB&I heeft gesteld dat de wijze van verwerking en/of bescherming van de door de werknemer te verstrekken gegevens om een Tax Reimbursement te verkrijgen, in de situatie voor en na 1 januari 2014 niet verschilt. Dit is onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het enkele feit dat er door de wijziging van de hypotax-regeling (wezenlijk) meer werknemers om een Tax Reimbursement zullen vragen dan voor 1 januari 2014 betekent niet, en zeker niet zonder meer dat de wijze waarop de door de werknemer te verstrekken gegevens worden verwerkt en/of beschermd, wijzigt. Hoe het verwerken van gegevens plaatsvindt - dat is deels ook in geschil - behoeft bij deze stand van zaken niet te worden besproken.
"in de onderneming werkzame personen"zijn in de zin van art. 1 lid 2 WOR . De OR heeft zich niet beroepen op art. 1 lid 3 onder b WOR. Het debat spitst zich toe op de vraag of de projecten waar de werknemers naar worden uitgezonden deel uitmaken van de “onderneming” van CB&I (art. 1 lid 1 onder c WOR). Het antwoord op deze vraagt vergt onderzoek naar de wijze waarop en onder wiens leiding en verantwoordelijkheid de projecten waarop deze werknemers werkzaam zijn, feitelijk plaatsvinden. Voor dat onderzoek is in dit geding, gegeven de hiervoor verwoorde uitkomst, verder geen plaats.