ECLI:NL:HR:2000:AA4770
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Mijnssen
- A. Herrmann
- M. van der Putt-Lauwers
- F. Fleers
- H. Hammerstein
- A. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over instemmingsrecht ondernemingsraad bij afschaffing buitengewoon verlof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ondernemingsraad Belastingdienst Particulieren Ondernemingen Zaandam en de Staat der Nederlanden. De Ondernemingsraad had in eerste instantie verzocht om instemming met het voorgenomen besluit van de ondernemer om het buitengewoon verlof voor lokale feestdagen en verjaardagen af te schaffen. De Kantonrechter te Zaandam oordeelde op 23 juli 1998 dat de ondernemingsraad geen instemmingsrecht had, wat door de Rechtbank te Haarlem op 22 december 1998 werd bekrachtigd. De Ondernemingsraad ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Eenheid Particulieren/Ondernemingen Zaandam van de Belastingdienst als onderneming wordt aangemerkt en de Staat als bestuurder. De regeling voor het zogenaamde 'pretverlof', dat extra vrije dagen toekent voor lokale festiviteiten en verjaardagen, werd niet als een vakantieregeling beschouwd die onder de instemmingsplicht van de WOR valt. De Hoge Raad benadrukte dat het instemmingsrecht van de ondernemingsraad niet van toepassing is op primaire arbeidsvoorwaarden, zoals de regeling van de arbeidsduur.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Ondernemingsraad verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de Kantonrechter en de Rechtbank in stand zijn gebleven. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en de reikwijdte van het instemmingsrecht van ondernemingsraden met betrekking tot arbeidsvoorwaarden.