Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 7 juli 2015
STICHTING RIJSWIJK WONEN,
[geïntimeerde]
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Grief 1is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat de huur de eerste van iedere maand bij vooruitbetaling moet zijn voldaan. Rijswijk Wonen wijst erop dat in de huurovereenkomst staat dat de huur bij vooruitbetaling vóór de eerste van iedere maand moet zijn voldaan. Deze grief, die niet is bestreden, slaagt. Overigens is dit voor de uitkomst van dit geding niet van belang, zoals blijkt uit het navolgende.
Grief 2is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vordering tot ontbinding en ontruiming niet kan worden toegewezen, omdat het woonbelang van [geïntimeerde] zwaarder weegt dan het belang van Rijswijk Wonen bij ontruiming. Ook deze grief slaagt. Voorop staat dat uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Niet in geschil is dat sprake is van een huurachterstand van (veel) meer dan drie maanden. Daarbij komt dat Rijswijk Wonen in appel onweersproken heeft gesteld (memorie van grieven sub 17) dat [geïntimeerde] de naar aanleiding van het bestreden vonnis getroffen betalingsregeling van € 50,- per maand, niet is nagekomen. Reeds daarom doet de uitzonderingssituatie van artikel 6:265 lid 1 BW zich naar het oordeel van het hof niet voor. Ontbinding en ontruiming zijn wel gerechtvaardigd, respectievelijk – voor zover in het gestelde bij memorie van antwoord sub 2 al een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW moet worden gelezen – niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daaraan doet niet af het gestelde en door Rijswijk Wonen betwiste feit dat de (oorspronkelijke) huurschuld door de ex van [geïntimeerde] is ontstaan; dit komt voor haar risico als huurder. [geïntimeerde] lijkt dat ook te onderkennen waar zij in haar memorie van antwoord na akte uitlaten producties (onder 3) stelt dat zij degene is die moet betalen. De omstandigheid dat [geïntimeerde] een zwangerschap heeft laten afbreken acht het hof niet relevant en de ziekte van haar dochter – hoe naar ook – leidt evenmin tot het oordeel dat de gevraagde ontbinding en ontruiming niet toegewezen kunnen worden. Datzelfde geldt voor de stelling van [geïntimeerde] dat zij doende is toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Rijswijk Wonen hoeft een huurachterstand als de onderhavige niet te dulden.
Beslissing
- ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
- veroordeelt [geïntimeerde] om binnen twee weken na betekening van dit arrest het gehuurde met al het hare en al de haren te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Rijswijk Wonen te stellen;
- veroordeelt [geïntimeerde] om tegen bewijs van kwijting aan Rijswijk Wonen te betalen de som van € 7.058,48, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.200,14 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] om tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 591,38 per maand vanaf 1 februari 2014, te vermeerderen met de wettelijk toegestane huurverhoging, tot aan het moment waarop het gehuurde zal zijn ontruimd, waarbij een gedeelte van een maand voor een hele maand moet worden gerekend;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten aan de zijde van Rijswijk Wonen, in eerste aanleg tot aan 8 mei 2014 begroot op € 557,77 aan verschotten en € 500,- aan salaris gemachtigde, en in hoger beroep begroot op € 797,80 aan verschotten en € 1.341,- aan salaris advocaat;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.