Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 1 september 2015
1. [appellant]
2. [appellante]
de vennootschap naar Engels recht HOIST PORTFOLIO HOLDINGS LTD.
advocaat: mr. A.C.G. Reezigt te Apeldoorn.
Het verdere verloop van het geding
De verdere beoordeling van het hoger beroep
grief Ivoert [appellant c.s.] aan dat de kantonrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat de Algemene Voorwaarden Huurkoop 07/03, waarnaar de kantonrechter in het vonnis heeft verwezen, aan hem, [appellant c.s.], ter hand zijn gesteld. De grief faalt. Artikel 7 van de huurkoopovereenkomst vermeldt met zoveel woorden dat “[c]liënt” ([appellant c.s.], hof) verklaart dat hij behalve van de overeenkomst een exemplaar van de algemene voorwaarden heeft ontvangen, van de inhoud daarvan kennis heeft genomen en hiermee akkoord gaat. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een onderhandse akte als bedoeld in artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), welke op grond van artikel 157 lid 2 Rv ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen deze akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij (of diens rechtsopvolger) te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs oplevert ten aanzien van de waarheid van die verklaring, tenzij – wat zich hier niet voordoet – dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Dit brengt mee dat de huurkoopovereenkomst omtrent de ontvangst door [appellant c.s.] van de Algemene Voorwaarden dwingend bewijs oplevert. Op grond van artikel 151 lid 2 Rv stond het [appellant c.s.] vrij tegen dwingend bewijs tegenbewijs te leveren, maar hij heeft niets steekhoudends aangevoerd dat als zodanig kan worden aangemerkt. [appellant c.s.] heeft weliswaar naar voren gebracht dat hij nimmer voor ontvangst van de Algemene Voorwaarden heeft getekend, maar nu onderaan vorenbedoelde huurkoopovereenkomst bij “RD de Lange” en “K. [appellant c.s.]” (in dit geding samen aangeduid als “[appellant c.s.]”) handtekeningen zijn gezet waarvan de authenticiteit niet is bestreden, is deze stelling zonder toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het hof zal dan ook, met de kantonrechter, uitgaan van de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden.
grief IIklaagt [appellant c.s.] erover dat de kantonrechter zijn (als prod. 4 bij verzetdagvaarding in het geding gebrachte) e-mail van 14 augustus 2010 buiten beschouwing heeft gelaten. Bij de desbetreffende e-mail heeft [appellant c.s.] – zo begrijpt het hof – [het advies- en incassobureau] verzocht door te geven welke informatie zij nog van hem verlangde.
grief IVklaagt [appellant c.s.] erover dat de kantonrechter zijn verweer dat met de ontvangst van de kentekenpapieren de zaak was afgedaan, heeft verworpen. Ook deze grief faalt. [appellant c.s.] heeft niet besteden dat hij tussen 9 april 2009 en zijn betaling in oktober 2010 geen enkele betaling heeft verricht. Op grond van artikel 2 van de overeenkomst was [appellant c.s.] gehouden tot maandelijkse termijnbetalingen van € 620,-- tot 11 september 2009 en tot een betaling van een som ineens van €10.000,-- tezamen met de laatste termijn. In het licht van dit alles heeft [appellant c.s.] aan de ontvangst van de kentekenpapieren in november 2009 niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hij op dat moment aan al zijn verplichtingen had voldaan.
grief IIIkomt [appellant c.s.] ertegen op dat de kantonrechter zijn in oktober 2010 verrichte betaling van €12.230,96 niet als slotbetaling heeft aangemerkt. Gelet op hetgeen het hof hiervoor in rechtsoverweging 5 heeft overwogen, in het bijzonder ten aanzien van het feit dat [appellant c.s.] de juistheid van de berekeningen van [het advies- en incassobureau] niet heeft bestreden, kan niet worden aangenomen dat [appellant c.s.] met de bedoelde betaling aan al zijn verplichtingen jegens Mahuko heeft voldaan en evenmin dat [appellant c.s.] erop heeft mogen vertrouwen dat dat wel het geval is geweest. Ook grief III faalt derhalve.
Grief Vricht zich tegen rechtsoverweging 4.4 van het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter heeft overwogen dat de door Mahuko gevorderde bedragen duidelijk gespecificeerd zijn. Ook deze grief faalt. Het moge zo zijn dat de vermelding in de mail van 17 augustus 2010 van [het advies- en incassobureau] dat er nog een bedrag open staat van “ruim” € 20.100,-- niet in overeenstemming is met de (wel) gespecificeerde bedragen als meegedeeld bij brieven van 22 februari 2010 (€ 19.329,42) en 27 augustus 2010 (€ 19.804,02), maar waarom dat tot consequenties voor toewijzing van de vordering van Hoist zou moeten lijden, heeft [appellant c.s.] niet toegelicht. Nu gesteld noch gebleken is dat de kantonrechter bij de vaststelling van de omvang van het toe te wijzen bedrag aan het (kennelijk geschatte) bedrag van “ruim” € 20.100,-- enige betekenis heeft toegekend, gaat het hof aan deze discrepantie voorbij.
grief VIklaagt [appellant c.s.] erover dat de kantonrechter heeft gesteld dat Mahuko niet opzettelijk de communicatie met hem, [appellant c.s.], heeft gestaakt. Deze grief faalt reeds wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Ten overvloede overweegt het hof nog dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op grond waarvan Mahuko jegens [appellant c.s.], die behoort te weten waaraan hij zich op grond van de huurkoopovereenkomst heeft te houden, gehouden zou zijn contact met hem te zoeken om het oplopen van rente en kosten te voorkomen.
Grief VIIheeft geen zelfstandige betekenis en behoeft daarom geen bespreking.