ECLI:NL:GHDHA:2015:2337
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van medeplegen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk aanwezig hebben en verkopen van cocaïne. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard dat zij op de hoogte was van de drugshandel die vanuit haar woning plaatsvond, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat zij nauw en bewust had samengewerkt met de medeverdachten. Het hof heeft daarbij verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad over de vereisten voor medeplegen. Het hof concludeerde dat de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen, en dat er geen medeplichtigheid aan de verdachte was ten laste gelegd. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en het eerdere vonnis vernietigd. Tevens is de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast.