ECLI:NL:GHDHA:2015:2226

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
200.154.920/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omkering bewijslast in hoger beroep tegen Stichting De Kijvelanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De appellant, zonder bekende woonplaats en thans verblijvende in een penitentiair psychiatrisch centrum, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin zijn vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. De appellant vorderde € 6.730,- aan schadevergoeding van Stichting De Kijvelanden, een instelling voor forensische psychiatrie, wegens onrechtmatig handelen met betrekking tot zijn eigendommen na een ontruiming van zijn kamer in oktober 2009. De kantonrechter had vastgesteld dat De Kijvelanden onrechtmatig had gehandeld, maar dat de appellant niet had aangetoond dat hij schade had geleden ter hoogte van het gevorderde bedrag. Het hof heeft de grieven van de appellant beoordeeld, waarbij de appellant betoogde dat de bewijslast omgekeerd diende te worden, omdat hij door de omstandigheden niet in staat was om bewijs te leveren van zijn schade. Het hof oordeelde dat de appellant de bewijslast droeg op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die omkering van de bewijslast rechtvaardigden. Het hof heeft de appellant toegelaten tot bewijslevering van zijn stelling dat de goederen die hij claimde op zijn kamer aanwezig waren op het moment van de ontruiming. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoren, waarbij de appellant de gelegenheid krijgt om zijn schade te onderbouwen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.154.920/01
Zaaknummer rechtbank : 2664725 / CV EXPL 14-202

arrest van 25 augustus 2015

inzake

[appellant] ,

zonder bekende woonplaats zowel binnen als buiten Nederland, thans verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum van de penitentiaire inrichting [naam] te [plaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.J. Serrarens te Maastricht,
tegen

Stichting De Kijvelanden, instelling voor forensische psychiatrie,

gevestigd te Albrandswaard,
geïntimeerde,
hierna te noemen: De Kijvelanden,
advocaat: mr. R. van der Hoeven te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 25 augustus 2014 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter), tussen partijen gewezen vonnis van 6 juni 2014. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft De Kijvelanden de grieven bestreden. Daarna heeft [appellant] nog een akte genomen, waarna De Kijvelanden een antwoordakte heeft genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 6 juni 2014 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende:
a. [appellant] verbleef van 2 oktober 2008 tot 23 oktober 2009 als tbs-patiënt in De Kijvelanden.
b. Op 23 oktober 2009 is [appellant] overgeplaatst naar de Van Mesdagkliniek (vanwaar hij korte tijd later is doorgeplaatst naar de Pompestichting in Vught), naar aanleiding van een incident tussen [appellant] en één van zijn behandelaren op grond waarvan [appellant] sinds 8 oktober 2009 in een isoleercel was geplaatst.
c. Omdat het een crisisoverplaatsing betrof is de kamer van [appellant] in De Kijvelanden buiten zijn aanwezigheid door personeel van De Kijvelanden ontruimd. Op enig moment heeft De Kijvelanden een ontruimingsverslag opgesteld, dat is gedateerd 30 oktober 2009.
d. De eigendommen van [appellant] zijn na enige tijd van De Kijvelanden verzonden naar de Pompestichting in Vught. Aldaar heeft [appellant] aangegeven dat enkele van zijn eigendommen ontbraken. Na een verzoek aan De Kijvelanden is een aantal achtergebleven eigendommen alsnog aan [appellant] verstrekt.
e. Bij klaagschrift van 14 oktober 2010 heeft [appellant] geklaagd bij de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij De Kijvelanden, ter zake de vermissing van een aantal goederen na zijn voornoemde overplaatsing. De beklagcommissie heeft vastgesteld dat het sub 1 onder c genoemde ontruimingsverslag niet aan de huisregels van De Kijvelanden voldoet en heeft [appellant] daarvoor een tegemoetkoming toegekend van € 75,-. De commissie heeft onder meer het volgende overwogen:
“Vast is komen te staan dat er in de Pompestichting goederen zijn binnengekomen die niet in het ontruimingsverslag zoals deze door de kliniek is opgemaakt staan vermeld. Door de hiervoor vermelde administratieve tekortkomingen valt in het kader van de onderhavige procedure niet te achterhalen of er wellicht nog goederen zijn die klager in zijn bezit had in De Kijvelanden, maar die niet zijn binnengekomen in de Pompestichting. Uit te sluiten valt dit laatste niet.
(..)
De tegemoetkoming is echter niet bedoeld als schadevergoeding. De beklagprocedure is er niet voor bedoeld – en leent zich er ook niet voor – om vast te stellen of er nog goederen zijn vermist en, als dat het geval is, of een schadevergoeding op haar plaats is. Desgewenst kan klager, voor zover hij niet met de kliniek tot een oplossing komt, zich daartoe wenden tot de civiele rechter”.
f. Er is geen beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie.
2. In eerste aanleg heeft [appellant] van De Kijvelanden € 6.730,- aan schadevergoeding gevorderd, vermeerderd met rente en kosten, op de grond dat De Kijvelanden jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door het niet voldoen aan haar zorgplicht ten aanzien van zijn spullen bij de ontruiming van zijn kamer in oktober 2009. De schade bestaat volgens [appellant] (vooral) uit ontbrekende kleding en schoenen, die familieleden voor hem hebben gekocht en hem tijdens bezoeken in De Kijvelanden in de periode augustus - oktober 2009 hebben overhandigd.
3. De kantonrechter heeft overwogen dat vast staat dat De Kijvelanden jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden ter hoogte van het door hem gevorderde bedrag. Wel heeft de kantonrechter aannemelijk geacht dat hij enige schade heeft geleden en die schade vervolgens geschat op € 750,- (inclusief € 300,- voor een erkende schadepost van 30 zoekgeraakte cd’s), onder compensatie van kosten.
4. Nu de kantonrechter de vordering van [appellant] grotendeels heeft afgewezen omdat de schade van [appellant] niet kan worden vastgesteld, zijn vooralsnog alleen de grieven die tegen dat oordeel zijn gericht van belang. De vordering kan immers alleen worden toegewezen, voor zover de gevorderde schade in dit geding komt vast te staan.
5. In dat verband is van belang grief II, waarin [appellant] heeft aangevoerd dat het onredelijk is om hem te belasten met het bewijs van zijn schade. Vanaf het moment van zijn plaatsing in een isoleercel, kon hij geen toezicht meer houden op zijn eigendommen. Vanaf dat moment was De Kijvelanden daar dus voor verantwoordelijk, aldus [appellant] . Verder staat vast dat De Kijvelanden jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij zich tijdens de ontruiming en bij het opstellen van het ontruimingsverslag niet heeft gehouden aan de door haarzelf opgestelde regels, waardoor zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Derhalve vloeit uit de redelijkheid en billijkheid voort dat de bewijslast dient te worden omgedraaid. Dat geldt temeer nu duidelijk is dat De Kijvelanden onzorgvuldig is omgesprongen met de eigendommen van [appellant] , hetgeen al blijkt uit het feit dat bij overdracht van de eigendommen van [appellant] aan de Pompestichting een deel daarvan is achtergebleven en pas naderhand alsnog is opgestuurd. Tot slot acht [appellant] van belang dat De Kijvelanden de lijsten die worden bijgehouden van de goederen die patiënten in haar kliniek invoeren, heeft vernietigd.
6. Bij de beoordeling van deze grief staat voorop dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. [appellant] beroept zich kennelijk op deze laatste uitzondering. Toepassing van die uitzondering kan slechts met terughoudendheid en onder bijzondere omstandigheden plaatsvinden. Het bestaan van bewijsnood is op zichzelf onvoldoende reden om de bewijslast om te keren op grond van de redelijkheid en billijkheid. Indien echter de partij die volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast draagt in een onredelijk zware bewijspositie is geraakt door toedoen van de wederpartij, kan omkering van de bewijslast geboden zijn.
7. [appellant] vordert vergoeding van – kort gezegd – kleding die hij volgens zijn stellingen door toedoen van De Kijvelanden is kwijtgeraakt. Hij heeft daartoe een lijst in het geding gebracht van de door hem vermiste eigendommen, waarbij hij ook de aanschafprijzen heeft vermeld. Er is dus sprake van een concrete schadeberekening, waarbij [appellant] in staat is zijn schade te specificeren. Hij heeft voorts gesteld dat hij deze kleding tot het door hem gevorderde bedrag van bijna € 7.000,- heeft kunnen financieren met een schenking die hij in de zomer van 2009 ontving van zijn oom als cadeau voor zijn verjaardag van € 6.000,-. Verder stelt [appellant] dat hij in deze zomer van 2009 van zijn moeder € 1.500,- ontving; het betrof geld dat hij had gespaard door vanuit de kliniek maandelijks € 125,- of € 150,- op de rekening van zijn moeder over te maken. [appellant] heeft verder aangegeven dat hij de aldus ontvangen bedragen weer aan familie heeft meegegeven om er kleding voor hem van te kopen. De familie heeft dat gedaan en de kleding aan hem overhandigd. [appellant] heeft de uitgaven bijgehouden in zijn kasboek, waarvan hij een kopie in het geding heeft gebracht. [appellant] heeft voorts schriftelijke verklaringen van familieleden in het geding gebracht die zijn stellingen ondersteunen.
8. De gebreken die volgens de beklagcommissie kleven aan het ontruimingsverslag zijn grotendeels van administratieve aard. De commissie noemt bijvoorbeeld het feit dat het verslag niet de naam, voorletters en geboortedatum van klager bevat, dat de reden van de (kamer)ontruiming niet is vermeld, dat niet alle aangetroffen voorwerpen zijn opgenomen, dat de bijzonderheden met betrekking tot de staat waarin de voorwerpen zijn aangetroffen niet is vermeld en dat de naam en functie van de stafleden die bij de ontruiming waren betrokken ontbreken. Alleen het punt dat niet alle aangetroffen voorwerpen zijn opgenomen in het ontruimingsverslag is van invloed op de vaststelling welke goederen [appellant] mist, maar door deze omissie is [appellant] niet in een onredelijk zware bewijspositie geraakt. Hetzelfde geldt voor het door [appellant] naar voren gebrachte argument dat De Kijvelanden hem het ontruimingsverslag niet heeft laten ondertekenen, zoals de huisregels van De Kijvelanden voorschrijven. Door het achterwege blijven van die ondertekening is [appellant] niet in een nadeliger bewijspositie geraakt, nog daargelaten dat dit gebrek De Kijvelanden niet kan worden tegengeworpen, omdat [appellant] vlak voor zijn overplaatsing met geweld uit zijn isoleercel trachtte te breken, zodat ondertekening van het ontruimingsverslag geen reële mogelijkheid was.
9. Ook het betoog van [appellant] dat De Kijvelanden gehouden was om haar administratie van ingevoerde goederen te bewaren (aan de hand waarvan [appellant] zou kunnen bewijzen dat de kleding was ingevoerd) snijdt geen hout. Het betreft de uitvoering van administratieve regels gericht op de veiligheid binnen de kliniek. De Kijvelanden kan niet worden tegengeworpen dat zij deze zogenaamde invoerlijsten conform diezelfde regels heeft vernietigd. Dat had anders kunnen zijn als [appellant] voor de vernietiging van die lijsten had gevraagd om een afschrift, maar dat is gesteld noch gebleken.
10. Tot slot leidt de omstandigheid dat de kantonrechter heeft vastgesteld dat De Kijvelanden jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld, anders dan door [appellant] betoogd, niet tot de slotsom dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van de door [appellant] als gevolg van dat onrechtmatig handelen geleden schade moet worden omgedraaid. Die vaststelling door de kantonrechter is geen bijzondere omstandigheid die tot omkering van de bewijslast kan leiden.
11. [appellant] draagt derhalve op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van de door hem gestelde schade. Daarbij gaat het, zoals hij terecht heeft aangevoerd, om bewijs van de zaken die zich op 8 oktober 2009 op zijn kamer in De Kijvelanden bevonden en die niet aan hem zijn overgedragen in de Pompestichting, zoals door hem gespecificeerd in productie 1 bij de inleidende dagvaarding en aangevuld onder punt 3 van de dagvaarding met een paar Reebokschoenen ter waarde van € 250,-. Hij zal overeenkomstig zijn bewijsaanbod tot bewijslevering worden toegelaten.

Beslissing

Het hof:
  • laat [appellant] toe tot het bewijs van zijn stelling dat de zaken genoemd in de als productie 1 bij inleidende dagvaarding overgelegde lijst, aangevuld met één paar Reebok schoenen, zich op 8 oktober 2009 op zijn kamer in De Kijvelanden bevonden;
  • bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden september tot en met december van 2015, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Flipse, M.C.M. van Dijk en S.R. Mellema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.